Stripgeschiedenis

Jan Cremer


'New Comic Strip Scandal 000'.

Jan Cremer is een Nederlands schrijver die een cultstatus verwierf met zijn avontuurlijke maar mythomane "autobiografie" 'Ik, Jan Cremer' (1964). In dit werk presenteert de auteur zich als een vrijgevochten rebel die de randjes opzoekt. Destijds veroorzaakte de roman een schandaal, maar was desondanks een bestseller. Het boek werd wereldwijd vertaald en sprak heel wat beïnvloedbare jongeren tot de verbeelding. Ongeacht of het feit of fictie is, wordt 'Ik, Jan Cremer' nog altijd als een culturele mijlpaal van de gouden jaren 1960 gezien. De schrijver blijft ook vandaag nog in het middelpunt van de belangstelling staan, na onder meer te hebben geschreven, geschilderd en gereisd. In de marge van zijn drukke leven schreef en tekende hij ooit met schilder Rik van Bentum een pornografische en satirische strip, 'New Comic Strip Scandal 000' (1962). Alhoewel het zeer obscuur en amateuristisch is en pas in 1965 - toen Cremer inmiddels beroemd was - werd gepubliceerd, kan het als de eerste Nederlandse undergroundstrip beschouwd worden.

Jonge jaren
Jan Cremer werd op 20 april 1940 in Enschede geboren. De Tweede Wereldoorlog vormde zijn persoonlijke kijk op de dingen. Voor hem is het leven altijd een "eenmansguerrilla" geweest. Zijn vader was een elektrotechnisch ingenieur die van schrijven en reizen hield. Toen Jan amper twee jaar oud was, overleed zijn vader aan verwondingen die hij opliep tijdens een cafégevecht. De jongen bracht zijn jeugd door in diverse weeshuizen, terwijl zijn moeder allerlei slecht betaalde baantjes had om te overleven. Omdat Jan als "onhandelbaar" werd beschouwd hield de jeugdzorgbeweging Pro Juventute hem nauw in de gaten. Na de Bevrijding werden hij en zijn moeder ervan verdacht nazi-sympathisanten, of op zijn minst Duitsgezind te zijn, omdat zijn moeder van Hongaarse afkomst was en een zwaar accent had. Ze werd geslagen, kaalgeschoren en drie weken opgesloten. In deze vijandige omgeving was strips lezen en tekenen één van de weinige ontsnappingsmiddelen. Cremer herinnerde zich nog goed hoe hij het blad Robbedoes, 'Smidje Verholen' van Loek van Delden en 'Flipje uit Tiel' van Eelco Harmsen van Beek las.


Jan Cremer wordt gefeliciteerd met zijn 13de verjaardag gefeliciteerd in het stripblad Robs Vrienden.

Via een sympathieke buur leerde Cremer tekenen en schilderen. Op 14-jarige leeftijd verliet hij de middelbare school en volgde hij een zaterdagmiddagcursus aan de plaatselijke kunstacademie, vanaf 1956 gevolgd door een dagelijkse opleiding aan de Academie van Arnhem. De vijftienjarige bracht zijn eigen blad De Tukkerbode uit en wist zijn verhalen en gedichten ook in andere bladen te publiceren. Geïnspireerd door de Deens-Belgisch-Nederlands abstract-expressionistische kunstbeweging Cobra maakte Cremer zijn eigen schilderijen, litho's, lino's en sculpturen. Nadat hij met een aantal slecht betaalde baantjes de kost had verdiend, verliet hij zijn woonplaats en reisde naar Italië, Frankrijk, Algerije en Ibiza. Op een zeker moment ging hij bij de Nederlandse marine, maar werd wegens ongehoorzaamheid weer ontslagen. In 1960 maakte hij een schilderij, 'La Guerre Japonaise', dat hij voor 1 miljoen gulden probeerde verkopen. Het uitzinnige bedrag veroorzaakte nationale krantenkoppen, maar zelfs toen een rijke zakenman instemde weigerde Cremer omdat de miljardair hem een tegenvoorstel deed: tien jaar lang stoppen met schilderen. Tegelijkertijd choqueerde de kunstenaar zijn landgenoten door koelbloedig op tv te verkondigen: "Rembrandt? Wie is dat? Ik weet niets van sport." Hij verstoorde het prestigieuze Boekenbal door buiten op zijn motorfiets te toeteren. Hij provoceerde met heel wat andere anti-intellectuele en anti-conventionele uitspraken. Cremer beweerde dat de meeste schrijvers "saai" waren en dat hij nooit langer dan vijf minuten in een museum doorbracht. Toen men hem naar zijn lievelingsboeken vroeg schepte de provocateur op: "Ik lees niet, ik word gelezen."


'New Comic Strip Scandal 000'.

Strips
In 1963 werkte Cremer samen met de kunstenaar Rik van Bentum aan een pornografische strip getiteld 'New Comic Strip Scandal 000'. De voornaamste inspiratie was het seksschandaal rond de Britse Defensieminister John Profumo en de call girl Christine Keeler. Aangezien Keeler een Russische ambassadeur tot haar cliëntèle rekende, werd de intrige alleen maar spannender, omdat ze mogelijk een Sovjetspion was geweest. De strip speelt zich af in Londen. In het eerste plaatje wordt een amper herkenbare Big Ben getekend. Een vrouw met de naam "Bloody Mary" neemt net een douche als iemand haar naakt wil schilderen. Wanneer de telefoon gaat veronderstelt de naakte vrouw dat het "John" (Profumo) is en wil opnemen. Later in het verhaal wordt het proces tegen Profumo en Keeler afgebeeld, waaronder de "oorspronkelijke tapes met hun gesprekken" en foto's van de Britse koninklijke familie terwijl ze seks hebben. Algemeen beschouwd zit het verhaal tjokvol seks en geweld, zij het zo grof geschreven en getekend dat het erg warrig is te volgen. In die zin kan het werk vergeleken worden met gelijkaardige amateurstrips door Nederlandse beroemdheden, zoals Remco Campert, Herman Brood, IJf Blokker en Wim de Bie.

from Ratio, by Jan Cremer

Bij het tekenen wisselden Cremer en Van Bentum elkaar af. Ze wilden een beperkte oplage van 15 exemplaren, maar Cremer gaf later toe dat ze er slechts vier of vijf boekjes hadden gemaakt. Bij gebrek aan interesse werd de strip pas twee jaar later officieel gepubliceerd, toen Cremer nationaal bekend werd met zijn cultroman 'Ik, Jan Cremer' (1964). In maart-april 1965 verschenen enkele afleveringen van 'New Comic Strip Scandal' in een nummer van het literaire blad Ratio, ondanks het feit dat het Profumo-schandaal toen al oud nieuws was. Opvallend genoeg publiceerde het blad slechts vijf tekeningen van Cremer ("de minst onpubliceerbare", zoals de redactie schreef). Van Bentums betrokkenheid werd niet eens vermeld.

Eerste Nederlandse undergroundstrip?
Toch is Cremer en Van Bentums strip historisch gezien interessant. De politieke, seksuele en gruwelijk gewelddadige inhoud was niet eerder vertoond in een Nederlandse strip. Cremer en Van Bentum wilden provoceren, wat hen ook lukte, gezien deze strip pas na twee jaar een uitgever vond. En dan nog verscheen het slechts in een nicheblad, geen mainstreamuitgave. Al deze elementen maken het de sterkste kandidaat voor de titel "eerste Nederlandse undergroundstrip". Maar als we over echte impact spreken was Robert Olaf Stoops 'Roza's Lotgevallen' (1966) veel belangrijker voor de Nederlandse underground. Stoop had immers zijn eigen uitgeverij, Real Free Press, om Amerikaanse underground comix te verspreiden, waarmee hij het genre in Nederland introduceerde. Het is daarom veilig te stellen dat Stoop de ware peetvader van Nederlandse undergroundstrip is, hoewel Cremer en Van Bentum's strip juist meer underground is omdat hij nog obscuurder is! 

Ik, Jan Cremer
Op 28 februari 1964 verscheen Jan Cremers debuutroman 'Ik, Jan Cremer'. Het boek beschrijft het leven van de auteur via een aantal spectaculaire gebeurtenissen, de meeste daarvan doorspekt met misdaad, geweld en expliciete seksscènes. Hij presenteert zich als een rebel die volgens zijn eigen regels leeft. In 1966 kwam een vervolg uit, 'Ik, Jan Cremer, Tweede Deel'. Door zijn redacteur en goede vriend Hans Sleutelaar werd hij min of meer gedwongen het te schrijven. Hij huurde een kamer in het Chelsea Hotel en liet zijn auteur alles in drie weken tijd en met weinig slaap eruit krabbelen. Al die tijd bewaakte Sleutelaar de deur, voor het geval Cremer misschien zou vluchten. Toen het manuscript klaar was bracht Sleutelaar persoonlijk interpunctie aan waar Cremer dit overgeslagen had. Beide boeken zorgden destijds voor een groot literair schandaal. Vooral vanwege de inhoud, maar ook omdat alles in alledaags taalgebruik was neergepend, zonder de woorden te verzachten. Heel wat critici noemden het "vulgair", "pornografisch" en zelfs "fascistisch". Toen Trouw het een slechte recensie gaf probeerde Bezige Bij-uitgever Geert Lubberhuizen recht van antwoord te verkrijgen, maar werd afgewezen. In plaats daarvan klaagde hij het blad aan en won zijn zaak. Slechts een aantal gerenommeerde schrijvers - Hubert Lampo, Hugo Claus, Remco Campert, Gerard Reve en W.F. Hermans - prezen de roman. Bepaalde bibliotheken en scholen deden het in de ban. Op 19 mei 1964 liet een agent alle exemplaren in een boekenwinkel in Hengelo in beslag nemen omdat hij het als "pornografie" beschouwde. Zelfs in de Tweede Kamer werden vragen gesteld of zulke smeerlapperij toegestaan mocht worden? Boerenpoliticus Hendrik Koekoek pleitte voor een verbod, al gaf hij toe het boek niet gelezen te hebben. Een tijd lang werd hooliganisme in Nederland "Jan Cremerisme" genoemd. Cremer ontving veel haatbrieven, soms dozen met drollen in. Het huis van zijn moeder werd in brand gestoken. Tv-presentatrice Mies Bouwman vertelde kijkers zelfs om "Jan Cremers familie er buiten te houden."

Vanzelfsprekend maakte alle ophef van 'Ik, Jan Cremer' een cultroman voor de jeugd. Het was destijds de snelste Nederlandse bestseller. Het boek werd in het Engels, Duits, Deens, Spaans, Italiaans en Japans vertaald. West-Duitsland verbood het vanwege de slechte invloed op de jeugd. Heel wat tieners en twens werden meegesleept door de ruige attitude en opwindende levensstijl van de auteur. Nuchterder lezers vroegen zich af hoeveel echt waar was? Alhoewel het als een "autobiografie" gepresenteerd werd is het boek meer verwant aan de semi-autobiografische picareske roman. Toch sprak het velen tot de verbeelding. De mythe werd grotendeels door Cremer zelf gevormd. De iconische boekcover toont hem op een motorfiets, gekleed in zwart leer met een matrozenpet, net als Marlon Brando in 'The Wild One' (1953). Cremer vloog ooit met een vliegtuig over het strand met een spandoek om zijn boek te promoten. Onder schuilnamen scheef hij brieven naar verschillende kranten, waarin hij zich voordeed als iemand die het boek ofwel prezen of haatten. Cremer hield er ook van om zijn buitenlandse faam en verkoop aan te dikken.

Roem
Midden jaren 1960 was Cremer één van de meest besproken Nederlandse beroemdheden. Toen de Beatles in 1964 in Amsterdam optraden bevond hij zich in het publiek. Hij nam samen met Jan Cremer & His Jazzmen zijn eigen singletje op, 'Boom Boom / Good Morning Little Schoolgirl' (1964), dat op nr. 33 in de Nederlandse hitlijsten belandde. In 1966 volgde nog een singletje, 'De Flipstand', uitgebracht op het Ojee-label van Johnny Hoes. Beide singles werden door de radio geboycot. Hij was onderwerp van een aflevering van Wim T. Schippers' experimentele tv-show 'Hoepla'. In 1967 veroorzaakte hij opnieuw ophef toen de stad Amsterdam hem de Prozaprijs schonk. Veel literatuurfans vonden dat dit de prijs ontsierde. Hetzelfde jaar werd een krant uitgegeven - de Jan Cremer Krant - die buitengewoon goed verkocht, maar plaatselijke politiemachten namen alle exemplaren in één uur tijd in beslag. Cremer en de tekenaar Theo van den Boogaard maakten voor de krant een strip over de rebelse schrijver, in popartstijl. In 1978 werd de krant opnieuw gelanceerd en zong het ditmaal 10 nummers uit.

Ondertussen bracht de schrijver zijn dagen door in de VS. Een jaar lang was hij hoofdredacteur van Hullabaloo, één van de bestverkochte rockbladen. Zodoende kon hij beroemdheden als de schrijver Frank O'Hara, de schilders Willem de Kooning en Andy Warhol en de rocklegendes Lou Reed, Jim Morrison en de Rolling Stones te ontmoeten. Hij had affaires met de Duitse zangeres Nico, het Finse model Eija Pokkinen en de Frans-Braziliaanse gravin Anita de Marguenat. Cremer beweerde ook een affaire te hebben gehad met Hollywood-seksbom Jayne Mansfield, maar in realiteit waren ze gewoon goede vrienden. Mansfield las echter wel 'Ik, Jan Cremer' en noemde het een "wild and sexy masterpiece". Cremer speelde verder mee in een aantal low-budget films, waaronder 'Galaxie' (1966), en produceerde de film 'The Long White Trail'.


Jan Cremer en Jayne Mansfield.

Latere jaren en carrière
Alhoewel hij een bestsellerauteur was beschouwde Cremer bezit als " sleepankers waardoor je vast komt te zitten". Hij spaarde niet, maar gaf alles meteen uit, waardoor hij constant in geldnood zat. Hij wist desondanks de wereld rond te reizen en Canada, Zweden, Siberië, Groenland, Mongolië, Hongarije, Zwitserland en Duitsland te bezoeken. In 1970 schreef hij de toneelstukken 'Oklahoma Motel' en 'The Late Late Show', die tot de hoorspelplaat 'De Stukken van Jan Cremer' (1976) bewerkt werden. De plaat bevatte verder optredens van acteurs als Jenny Arean, Kees Brusse, Piet Ekel, Ischa Meijer, Albert Mol, Carry Tefsen, Carola Gijsbers van Wijk en Ramses Shaffy. Cremer sprak zelf ook enkele rollen in. Het meest opvallende was echter de cover, waarop de auteur poseert naast een aantal dames, waaronder een halfnaakte vrouw in nazi-uniform. In 1985 werd 'Ik, Jan Cremer' door Lennaert Nijgh en Gerard Stellaard tot een rockmusical bewerkt, maar zonder succes. Zijn geboortestad Enschede organiseerde in 1998 een drukbezocht Jan Cremer Festival. Na de vuurwerkramp van 2000 maakte Cremer een zeefdruk om de slachtoffers te helpen. Datzelfde jaar werd hij tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw benoemd. Acht jaar later schreef hij nog een vervolg op zijn bekendste roman, 'Ik, Jan Cremer, Derde Boek' (2008), dat over zijn leven na het succes van zijn boek gaat. In 2013 veilde de auteur het merendeel van zijn persoonlijke memorabilia, manuscripten en kunstwerken.

Invloed en nalatenschap
Cremer is er vaak van beschuldigd een misantroop te zijn. Tijdens zijn hectische leven bleef de schrijver zelden lang op één locatie, waarbij hij zoveel bruggen verbrandde dat hij maar weinig vrienden en familieleden overhield. Zijn partners konden hem niet binden en zijn kroost zag hij zelden. Cremer verklaarde zelfs niet zeker te weten hoeveel kinderen hij had. In 1990 werd zijn zoon Clint Cremer vermoord door een psychopaat, terwijl zijn andere zoon Clifford een been verloor bij de marine. In interviews zei Cremer dat hij meer van dieren dan van mensen houdt en meer respect heeft voor politie- en legerofficieren dan voor kunstenaars.

De legende rond 'Ik, Jan Cremer' garandeerde Cremer eindeloze publiciteit, maar maakte het ook moeilijk om aan deze schaduw te ontsnappen. Zelfs wanneer hij over andere onderwerpen schreef, zoals in zijn monumentale trilogie over Mongolië, 'De Hunnen' (1984), vonden critici dat hij niets interessants te zeggen had. Voor sommigen was hij slechts een stukje jaren 1960-nostalgie dat allang zijn relevantie had verloren. Zijn tegendraadse en zelfingenomen gedrag maakten hem ook weinig geliefd. Veel van zijn persoonlijke anekdotes zijn als publiciteitsstunts ontmaskerd, zoals zijn vermeende relatie met Jayne Mansfield en de 12 miljoen wereldwijd verkochte exemplaren van 'Ik, Jan Cremer'. Hij beweerde verder dat hij in 1967 Warhol-superster Edie Sedgwick reanimeerde in het Chelsea Hotel. Hij schepte op dat Bob Dylan één van zijn schilderijen wilde gebruiken voor de albumhoes van 'Blonde on Blonde' (1966) en dat hij deze albumtitel inspireerde. Natuurlijk was hij ook tijdens de opnamesessies aanwezig. De schrijver beweerde dat hij Francis Ford Coppola, Stanley Kubrick en Oliver Stone had ontmoet om een mogelijke verfilming van 'Ik, Jan Cremer' te bespreken. Zijn meest ongeloofwaardige verhaal was dat Fidel Castro zijn boek had gelezen, wat hij uit de mond van Harry Mulisch vernam nadat die Cuba had bezocht. Volgens hem was dit het eerste wat Castro zei nadat Mulisch 'm vertelde dat hij Nederlander was.


Jan Cremer in Thom Roep en Co Loerakker's 'Van Nul tot Nu'.

Jan Cremer in populaire cultuur
Zoals eerder vermeld maakte Theo van den Boogaard een strip over Jan Cremer voor de uitgave van de eerste Jan Cremer Krant in 1967. Maar hij was verre van de enige die werd geïnspireerd door Cremers kleurrijke persoonlijkheid. Remco Campert persifleerde Cremer in zijn roman 'Tjeemie! Of Liesje in Luiletterland' (1968) als het treffend genaamde personage "Roofdier". In 1977 vierde de jeansfirma Levi's zijn tienjarig jubileum in Nederland met een vinylplaat, '10 jaar lang Levi's Spijker-goed'. Op de coverillustratie is Cremer in de achtergrond te zien. Thom Roep en Co Loerakker gebruikten een fotootje van 'Ik, Jan Cremer' in een hoofdstuk over de jaren 1960 van hun reeks 'Van Nul tot Nu'. Cartoonist Willem kopieerde ook de beroemde foto van Cremer op zijn motorfiets voor het hoofdstuk 'Nederland' in zijn boek 'Euromania' (1992). Dick Matena maakte concepttekeningen voor een animatiefilm over Cremer die nog niet geproduceerd is, maar waarvan sommige tekeningen zijn verschenen in het boek 'Ik, Jan Cremer de Onverbiddellijke' (Scorpio Press, juni 2017). Tot slot is een exemplaar van 'Ik, Jan Cremer' op een boekenkast te zien in een gag van Matt Groening's 'Life in Hell' waar Bongo het konijn al mokkend in zijn luxe slaapkamer zijn vader "fascist" noemt.

Boeken over Jan Cremer
Voor mensen die geïnteresseerd zijn in Jan Cremers leven is 'Jan Cremer Documentaire' van Hans Dütting (Signature Utrecht 2005) warm aanbevolen.


Afbeelding uit de grafische roman 'Jan Cremer de Onverbiddellijke'. 2019 Scorpio Press. Geschreven door Ruud den Drijver, tekeningen door Dick Matena (ISBN 9789082654905).

www.jancremer.nl
Meer over Jan Cremers strip op de site van de Koninklijke Bibliotheek

Register van tekenaars
Engelse pagina in de Comiclopedia

(Tekst door Kjell Knudde)