Stripgeschiedenis
Gleever
Gerard Leever, vooral bekend onder zijn pseudoniem Gleever, is een van de meest toonaangevende auteurs van Nederlandse jeugdstrips. Zijn vele series verschenen in bladen als Eppo, Sjors & Sjimmie Stripblad, Donald Duck, Taptoe, Tina, Troskompas, Suske en Wiske Weekblad, Jetix Magazine en Dolf Weerwolfje. Generaties Taptoe-lezers groeiden met zijn gagstrip 'Oktoknopie' (1985-2009), over een jongetje en zijn levende knuffel. Sinds 2001 verzorgt hij de populairste strip uit het meidenblad Tina, met de tweelingzussen 'Suus & Sas' in de hoofdrol. Door zijn successen wordt hij ook wel de "peetvader van de Nederlandse jeugdstrip" genoemd. Daarnaast heeft (en tekende) Gleever net als Peter Pontiac historisch belang als één van de eerste Nederlandse stripmakers van autobiografische strips met zijn 'Gleevers dagboek'.
Jonge jaren en invloeden
Gerard Leever werd op 30 april 1960 in Naarden geboren. Al op negenjarige leeftijd wist hij dat hij stripauteur zou worden. Samen met zijn broer Johan bezocht hij tal van Nederlandse stripauteurs in de hoop origineel tekenwerk te kunnen bemachtigen. Op veertienjarige leeftijd publiceerde hij zijn stripje 'Daan Doffer' (1974) in een blad voor duivenliefhebbers. Later kreeg hij een baantje in stripwinkel Wammes in Bussum. De broer van de eigenaar was de legendarische tekenaar Filip Fermin, die Leever zijn eerste lessen in striptekenen gaf. Vroeg tekenwerk van Gleever verscheen in het stripblad Speedo (nummer 2 van 1977) van uitgeverij Drukwerk, op de cover van het Lambiek Bulletin van Kees Kousemaker (nummer 7 van 1978) en in De Snavel, een fanzine uitgegeven door Wammes. Fermin schreef voor hem het script van 'Superhobo' (1978), maar het verhaal bleef onafgewerkt. In 2000 Leever wekte het personage weer tot leven voor zijn miniboekje in de Pincet-reeks van uitgeverij De Plaatjesmaker. Vervolgens hertekende en voltooide hij in 2005 het oorspronkelijke door Fermin geschreven verhaaltje voor Razzafrazz, een uitgave van Studio Funny Farm. Behalve Fermin werden tekenaars als Daan Jippes, Albert Uderzo en Wilbert Plijnaar belangrijke invloeden op Leevers werk, evenals het instructieboek 'Cartoon Animation' van Preston Blair.
Aflevering van 'Gleevers Dagboek' met Flip Fermin.
Gleevers Dagboek
Na zijn afgestuderen vervulde Gerard Leever in Duitsland zijn militaire dienstplicht. Hiervan hield hij een geïllustreerd dagboek bij - een vroege versie van zijn beroemde 'Gleevers Dagboek'. Vanaf 1981 zette Leever zijn autobiografische stripreeks verder in de stripinformatiebladen Striprofiel (1981-1988), Stripschrift (1988-2006) en Stripnieuws (sinds 2006). Voor de vroege afleveringen ondernam Leever nog allerlei activiteiten buiten zijn comfort zone, zoals een overnachting bij het Leger des Heils, maar gaandeweg werden de dagboekafleveringen persoonlijker. Het stripdagboek biedt een openhartig kijkje in het professionele leven van een striptekenaar, met zijn worstelingen met klanten en collega's. Maar ook zijn familieleven, jeugd en persoonlijke onzekerheden komen aan bod, gekleurd door absurde overdrijving of een melancholische knipoog. Striprofiel uitgever Maarten J. de Meulder bracht in 1996 de eerste boekcollectie uit. De tweede bundeling diende in 2012 als het Stripgeschenk. Naast de informatiebladen verschenen nieuwe, maar ook ingekleurde oude afleveringen in tijdschriften als Razzafrazz en Eppo. 'Gleevers Dagboek' was het eerste stripdagboek in Nederland. Het genre werd in de jaren 1990 opgepikt door een nieuwe golf vrouwelijke auteurs, waaronder Barbara Stok en Maaike Hartjes, die over het algemeen als pioniers van dit type strips in Nederland worden aangehaald. Het gebrek aan erkenning heeft Gleever altijd dwarsgezeten, maar gaf hem wel nieuwe inspiratie voor toekomstige afleveringen.
'Mysteries', Gleevers Dagboek aflevering uit 1992.
Eppo
In 1981 werd Leever door het stripblad Eppo binnengehaald om de puzzelpagina te illustreren. Dit deed hij tot 1982. Daarnaast hielp hij Uco Egmond met het inkten van de titelstrip 'Eppo', waarvan hij in 1983-1984 ook zelf enkele pagina's tekende. In Eppo nummer 20 van 1982 verscheen het korte verhaal 'Dennis de Wonderhond', waarvoor Leever de hondenkarakters tekende en het inktwerk verzorgde. Peter de Wit tekende de menselijke personages en schreef het verhaal samen met Hanco Kolk, die al gauw zijn vaste schrijfpartner zou worden. Gleever illustreerde ook vele jaren Eppo's brievenpagina, totdat hij in 1985 door Hein de Kort werd vervangen.
Studio Arnhem
Gerard Leever sloot zich aan bij de tekenaarsgroep Studio Arnhem en ontwikkelde zich in deze inspirerende omgeving volledig tot professioneel stripauteur. De andere studioleden waren Hanco Kolk, Aloys Oosterwijk, René Meulenbroek, Ben Jansen en Evert Geradts. Leever was tussen juli 1982 tot eind 1985 bij de studio betrokken, en ontmoette in deze periode ook zijn vrouw en vaste inkleurder Wilma Leenders. Een vroege Gleever-productie uit zijn Studio Arnhem-tijd was een strip voor de OnderwijsWijzer, een supplement rond onderwijs dat in 1983 bij diverse regionale kranten zat. Ook droeg hij bij aan het groepsproject over fotograaf 'Otto Raaf' (1983), die als krantenstrip in Het Parool verscheen. Leever inkte de potloodtekeningen van Aloys Oosterwijk, terwijl Ben Jansen en René Meulenbroek de achtergronden verzorgden. Het verhaal werd geschreven door het schrijverscollectief BOT, waartoe ook Ger Apeldoorn behoorde. In 1984 bracht Gerard Leever in eigen beheer het stripboek 'De Knuffels' uit.
'Ernst Vrolijk & Dick Hout'- 'Kookpotten en Klappen' (Robbedoes 2418, 1984).
Ernst Vrolijk en Dick Hout
Samen met Kolk en Meulenbroek schiep hij 'Ernst Vrolijk en Dick Hout' voor het Belgische blad Robbedoes, dat in die tijd een eigen katern had voor Nederlandse en Vlaamse strips. Het eerste verhaal verscheen in Robbedoes numemr 240 van 8 november 1984. De humoristische korte verhalen over een tweemans uitzendbureau dat allerlei bizarre opdrachten aanneemt. Ernst Vrolijk, met zwart haar, is over het algemeen voorzichtig, verlegen en onzeker. De kale Dick Hout daarentegen neemt vaak initiatief, en brengt het tweetal daarmee vaak in onvoorziene problemen. Hoewel de strip echt een groepsproduct was, waren de taken duidelijk verdeeld. Kolk schreef de verhalen, waarvan vervolgens Gerard Leever de figuren en René Uilenbroek de achtergronden op papier zette. In totaal werden er vier verhalen geproduceerd, al verschenen er slechts drie in Robbedoes.
De vloek van Bangebroek
Eveneens voor Robbedoes maakte Leever zijn eerste eigen gagstrip, 'De Vloek van Bangebroek' (1984-1985), over een dorp dat wordt bevolkt door vampiers, monsters en zombies. Dit oorspronkelijke concept voor een krantenstrip van René Meulenbroek zette Gerard Leever al gauw naar zijn eigen hand. In 2008 en 2009 maakte hij nieuwe afleveringen voor Jetix Magazine. De strip verscheen in 2008 in boekvorm als 'Mon Ami le Monstre' (Frans) en 'The Curse of Yellowville' (Engels) in de Leesleeuw-collectie voor taalonderwijs van uitgeverij Zwijsen. Twee reguliere albums verschenen in 2014 bij Strip2000.
Terugkeer naar Oberon
Toen het eigen katern van Robbedoes weer werd opgeheven ging Gerard Leever weer meer voor de Oberon-bladen werken. Allereerst maakte hij voor Eppo/Wordt Vervolgd met schrijver Jan van Die 'Kanaal 13' (1985-1986), een serie tweepagina-verhalen over een fictief tv-kanaal en zijn eeuwige queeste voor hogere kijkcijfers. Jan van Die gaf in 1987 één album uit via zijn eigen Divo-label. Daarnaast illustreerde Gleever de brievenpagina en maakte hij coverillustraties met figuren van de buitenlandse aankoopstrips. Hij maakte tussen 1985 en 1987 vooral veel illustraties voor de Nederlandse albumuitgaven van de van oorsprong Britse strips 'Billie Turf' en 'Bessie Turf'. In 1986 volgde hij Mark de Jonge op als illustrator van de moppenpagina in het vrolijke weekblad Donald Duck. Dit was een van de weinige non-Disney pagina's in het tijdschrift, en Leever verzorgde de tekeningen tot hij in 1996 door Kees de Boer werd opgevolgd.
Oktoknopie
Op 15 september 1985 begon hij zijn beroemde gagstrip 'Oktoknopie', over een jongetje, Jopie, dat een octopusknuffel genaamd Oktoknopie bezit. Het speelgoedbeest heeft magische gaven. Als Jopie en hij alleen zijn groeit hij tot hij boven 'm uittorent. Hij vervult al Jopies wensen door maffe uitvindingen als een tijdmachine. In de meeste afleveringen lijken andere mensen zich niet bewust van de magische gaven van de knuffel, terwijl hij op andere momenten de realiteit dusdanig verandert dat ook Jopies ouders, leraren en vriendjes iets in de gaten lijken hebben. Opvallend genoeg debuteerde 'Oktopknopie' slechts een paar maanden voordat Bill Watterson in de VS op 18 november 1985 een soortgelijke strip rond een jongetje en zijn levende knuffelbeest lanceerde: 'Casper en Hobbes'. Jarenlang verscheen 'Oktoknopie' op de achterpagina van Taptoe, totdit dit schoolblad in 2009 een grondige restyling kreeg. Vanaf 2010 verschenen herdrukken van oude afleveringen in het Nederlandse Nickelodeon Magazine, en verscheen de strip in het Spaans als 'Oktavio' in National Geographic Kids. Malmberg en later Silvester gaven tussen 2000 en 2016 zeven albums van 'Oktoknopie' uit. Het eerste album won in 2000 de prijs voor Beste Nederlandse Stripalbum op De Stripdagen.
Het Felix Flux Museum - 'De Roep van het Masker' (1990).
Het Felix Flux Museum
In de tweede helft van de jaren 1980 waren de meeste van Gleevers vaste opdrachten in Eppo/Wordt Vervolgd weggevallen. Daarom vond hij het tijd om eens aan een "echte strip" te beginnen. Samen met zijn vriend Kees de Boer bedacht hij een avonturenstrip die losjes gebaseerd was op de succesvolle 'Indiana Jones' films. In de hoofdrol waren de medewerkers van een etnologisch museum, die heel de wereld afstruinen op zoek naar antieke schatten. Gleever verzorgde het tekenwerk, terwijl Wilma Leenders de strip van een sfeervolle inkleuring voorzag. Het duurde tweeëneenhalf jaar voordat de voorpublicatie van 'De roep van het masker' (1990) eindelijk begon. Op dat moment was het weekblad Eppo/Wordt Vervolgd al getransformeerd tot het tweewekelijkse Sjors en Sjimmie Stripblad, en werd het niet langer uitgegeven door Oberon maar door Big Balloon. Twee lange avonturen volgden: 'De Maya-codex' (1992) en 'De jum van de Ararat' (1994). De eerste twee verhalen werden door Big Balloon in albumvorm uitgegeven. In de vroege jaren 2000 pikte Silvester de strip op en gaf de volledige reeks in drie albums. 'Het Felix Flux Museum' verscheen eveneens in het Fins en Noors. Ondanks de hoge waardering hebben de auteurs door gebrek aan tijd en voorpublicatiemogelijkheden moeten afzien van verdere afleveringen.
Leever en De Boer werkten verder nog wel samen aan de strip 'Junior Reporter' voor Junior, een jeugduitgave van het Rode Kruis (1989-1990). Nog steeds werkt Gleever geregeld in De Boers studio Funny Farm, die op de oude locatie van Studio Arnhem gevestigd is.
Dik van Dieren en zo
Toen 'Felix Flux' werd stopgezet verhuisde Gleever naar Suske en Wiske Weekblad, waarvoor hij 'Dik van Dieren en Zo' ging schrijven en tekenen. Deze strip ging over een voormalig labassistent die zijn eigen "oplossingsburo" opricht met een groepje bevrijde laboratoriumdieren. Deze strip begon in nummer 20 van april 1995 en liep tot het blad in 2003 ter ziele ging. Uitgeverij Silvester bracht in 2003 een album op de markt. Dit werd in 2012 heruitgegeven door Strip2000, tegelijk met de publicatie van een tweede album. In de tweede helft van de jaren 2000 verschenen spin-offs van de strip in de kinderbladen van uitgeverij Zwijsen. 'Pim, Pam en Pluis' (2007-2008) richtte zich op een jongen, meisje en een muisje uit de oorspronkelijke reeks en verscheen in Roetsj!. 'Zoo op Zolder' (2009) verscheen kortstondig in Dolfje Weerwolfje Magazine.
Gemengd Dubbel
In 1996 begonnen Leever en Jan van Die in Troskompas 'Gemengd Dubbel' (1996-2006), een gagstrip rond een multi-culturele familie. Vader Anton is een blanke man die getrouwd is met een zwarte vrouw, Rosita. Samen hebben ze een blanke tienerdochter, Rox, en een zwarte tien-jarige zoon, Reggie. Het hondje van de familie heet Animo.
Suus & Sas
In 2001 begon Gerard Leever zijn lange en succesvolle samenwerking met het meidenblad Tina. Hoofdredacteur Ingrid Kluvers zocht een nieuwe gagreeks die op den duur de iconische 'Noortje' van Jan Steeman en Patty Klein kon vervangen, aangezien tekenaar Steeman tegen zijn pensioengerechtigde leeftijd aanliep. Gleevers voorstel voor een gagstrip over tweelingzussen kwam op het juiste moment. De meiden Suus en Sas werden geïntroduceerd in een kort verhaal in Tina 26 van 2001, waarop in nummer 29 de eigenlijke gagreeks van start ging. Oorspronkelijk verscheen de strip tweewekelijks, maar vanaf 2006 waren de twee meiden wekelijks van de partij. Sinds 2012 maakt Gleever ook elke vijf weken een langer verhaal. Uiteindelijk verving de reeks 'Noortje' op de backcover van Tina. Boekuitgaven van 'Suus & Sas' verschenen achtereenvolgens bij Sanoma, Strip2000 en Uitgeverij L.
De twee tienerdochters van de auteur waren de direct inspiratiebronnen voor Suus (met het langere haar) en Sas (met de kortere coupe). Hierdoor kon de Tina doelgroep zich direct identificeren met de tweeling en hun toestanden met jongens (voor Suus vooral de knappe "friethunk" van de snackbar), hun irritante broertje Max en nog veel ergere leraren. Sommige afleveringen spelen zich af op het voetbalveld, in de bibliotheek (waar de meiden altijd weer uit worden geschopt vanwege hun melige woordspelingen op de namen van aanwezige schrijvers) of in de tent van de waarzegster Madame Zizal. Van 2011 tot 2014 gaf de rubiek 'Lief Sasboek' een kijkje in het dagboek van Sas. Tegen de tijd dat Leevers eigen dochters volwassen waren, gaf zijn inmiddels tot stand gekomen stripuniversum voldoende aanknopingspunten voor nieuwe verhaallijntjes. Toch dient het echte leven af en toe nog steeds tot inspiratie. Toen de tekenaar in 2018 voor het eerst grootvader werd, werden Suus en Sas in de strip meteen babysitters voor hun nieuwe neefje Sam. Collega's en schrijvers als Patty Klein, Jan Steeman, Nanda Roep en Carry Slee kregen cameo's, en Leevers vriend en collega Mars Gremmen stond model voor de vogelaarster Marcella.
Suus & Sas uit Tina 30 van 2019. Gleevers kleinzoon Sam is een vast bijfiguur geworden. Zijn moeder, "tante Kelly", is een stripversie van Leevers dochter, die grappig genoeg in 2001 een van de inspiratiebronnen voor Suus en Sas zelf was!
In korte tijd wonnen Suus en Sas de harten van het Tina-publiek. De strip is als sinds jaar en dag het populairste item uit het blad. Tijdens het jaarlijkse Tina Festival in Duinrell kan de auteur rekenen op lange rijen fans. Met 'Suus & Sas' begon een nieuwe periode in het lange bestaan van het meidenblad, waarbij grappige maar herkenbare humorstrips gaandeweg de realistische melodrama's vervingen. In navolging van Gleevers strip verschenen in Tina meer strips die nauw verwant zijn aan het persoonlijke leven van de makers, zoals 'Roos' (2007) van Jan Vriends en 'Lotta' (2019) van Marloes de Vries.
Andere strips uit de jaren 2000
Terwijl langlopende Gleever-reeksen als 'Gemengd Dubbel' en 'Oktoknopie' in deze periode werden stopgezet, zagen verschillende kortlopende series het licht. Voor Paul Teng schreef hij een serie korte Indianen-verhalen voor Tina, namelijk 'Een goede ruil' (2003), 'Bizon' (2004) en 'Foto's aan de wand' (2006). In 2006 bedacht hij samen met Patty Klein de gagstrip 'Ria en Rinus' (2006-2008) voor het 50+ magazine Camé. Leever en Klein maakten daarnaast een strip over het openbaar vervoer, 'Dré en Gré in 't OV' (2007-2008), die in huis-aan-huis bladen in de regio Gelderland verscheen. Tussen 2008 en 2009 maakte Gleever nieuwe afleveringen van 'De Vloek van Bangebroek' voor Jetix Magazine, terwijl hedrukken van 'Oktopknopie' (2010) en 'Dik van Dieren en zo' (2015) in Nickelodeon Magazine verschenen. Daarnaast ontwikkelde Gerard Leever figuurtjes voor klanten als de Jeroen Boschschool in Arnhem, Strip2000, Look-o-Look snoepgoed en de beveiligingsmaatschappij F.E.S. Management.
Strips voor uitgeverij Zwijsen
Een nieuwe vaste klant in deze periode werd de educatieve uitgeverij Zwijsen. Allereerst keerden enkele figuren uit de strip 'Dik van Dieren en zo' terug voor de kortlopende reeksen 'Pim, Pam en Pluis' (2007-2008) in Roetsj! en 'Zoo op Zolder' in Dolfje Weerwolfje Magazine. Hij verzorgde verder enkele boekjes voor de collectie Leesleeuw, een boekenserie voor het taalonderwijs. 'De vloek van Bangebroek' keerde terug in de deeltjes 'Mon Ami le Monstre' (2008) en 'The Curse of Yellowville' (2008), terwijl hij verschillende kleine verschrikkelijke sneeuwmannetjes creëerde voor 'Phil, Polly and the Yeti's' (2009). Deze figuurtjes keerden later terug in het tijdschrift Dolfje Weerwolfje Magazine als de stripreeks 'De Yeti's' (2009-2012). Voor datzelfde blad maakte Gleever daarna de strip 'WeerWolfWezen' (2013) met karakters uit de oorspronkelijke 'Dolfje Weerwolfje' boekenreeks van Paul van Loon. In 2009 lanceerde Zwijsen samen met de NOS het maandblad Jeugdjournaal Magazine. Gleever was van de partij met avonturen rond de ruimtereiziger 'Ben Benieuwd' (2009-2011), die hij in 2000 al eens in een Okki Vakantieboek had laten optreden. Een nieuw avontuur verscheen in 2018 in het album 'Ben Benieuwd en de ruimtelus'.
Gerard Leever en zijn creaties.
Grafische bijdragen
In 2012 tekende Gerard Leever vijf stroken voor 'Bommel en de Bovenbazen', een nieuwe hertekende versie van Marten Toonders klassieke krantenstripverhaal door diverse Nederlandse tekenaars. In 2016 was Leever één van de zes Nederlandse tekenaars die voor S.O.S. Kinderdorpen een stripboek tekenden met Willy Vandersteens 'Suske en Wiske' in de hoofdrol. Alle albums in deze reeks werden bedacht door een Bekende Nederlander. Leever maakte het verhaal 'De pientere pop' met columniste Aaf Brandt Corstius. De andere delen in de reeks werden getekend door Eric Heuvel, Michiel de Jong, Hanco Kolk, Romano Molenaar en Gerben Valkema. Voor de StripGlossy maakte hij verder enkele crime noir stripverhalen geïnspireerd door EC Comics en 'The Spirit' van Will Eisner. Ook publiceerde dit blad een nieuw 'Ernst Vrolijk' verhaal, dat Leever samen met René Meulenbroek maakte (nummer 4, maart 2017). In 2017 leverde hij ook een bijdrage aan het collectieve jubileumalbum voor André Franquins 'Guust Flater', 'Gefelicitlaterd!' (2017). In het jaar daarop bracht hij in Eppo nummer 12 met Kees de Boer ook een hommage aan Martin Lodewijks 'Agent 327' met het verhaal 'Dossier Dark Webb. In 2020 sloot hij zich aan bij 75 Nederlandse en Vlaamse striptekenaars voor een grafische bijdrage aan het gratis collectieve stripboek 'Striphelden versus Corona' (Oogachtend, Uitgeverij L., 2020). Het boek is bedoeld om stripwinkels te steunen tijdens de lockdown twee maanden hun deuren moesten sluiten op het hoogtepunt van de COVID-19 pandemie.
Wilma Leenders
Een overzicht van Gerard Leevers leven en werk is niet volledig zonder de onmisbare bijdragen van zijn vrouw en inkleurster Wilma Leenders te benoemen. Sinds hun eerste ontmoeting in 1983 vormt deze voormalig studente van de Mode academie een essentieel onderdeel van zijn oeuvre. Buiten het feit dat zij sindsdien al zijn strippagina's heeft ingekleurd, heeft zij ook een prominente rol in zijn dagboekstrips. Wilma heeft zich ontwikkeld tot een van de meest gewaardeerde stripinkleurders van Nederland. Zo kleurde ze vele strips in voor Eppo/Wordt Vervolgd en Sjors en Sjimmie Stripblad, en is zij sinds vele jaren de vaste inkleurder van de voor- en achterkant van Donald Duck weekblad. Daarnaast heeft ze vele strips van Hanco Kolk en Peter de Wit van inkleuringen voorzien, zoals 'Gilles de Geus', 'De Familie Fortuin' en 'S1ngle', en fungeerde ze als vaste inkleurder van 'Willems wereld' van Aloys Oosterwijk, 'Amoras' van Charel Cambré en 'Jan, Jans en de Kinderen' van Studio Jan Kruis.
Kinderen
Gerard en Wilma's kinderen zijn in hun ouders' voetsporen getreden. Zowel de tweeling Kelly en Lonneke (1987) als zoon Daan (1993) werken als inkleurders van Disney-strips voor het weekblad Donald Duck. Lonneke kleurt verder in voor Tina ('Noortje', 'Karlijn, Catootje en de Ouders') en is expert in de knip- en vouwkunst. Kelly werkt als kostuumontwerper en Daan speelt basgitaar en saxofoon in de band De Raad van Toezicht, waarvan in 2017 het eerste album werd uitgebracht. Op speciaal verzoek van redacteur Bas Schuddeboom schrijft Gerard Leever sinds 2020 samen met zijn schoonzoon Mathys van der Harst scenario's met de Disney-figuren 'De Grote Boze Wolf' en 'Joe Carioca' voor Donald Duck.
Erkenning
In 1996 won Leever de Stripschapspenning voor zijn dagboekstrip 'Gleevers Dagboek'. Leever heeft verder ook de Stripschapspenning ontvangen voor albums van 'Oktoknopie' (2000), 'Dik van Dieren en Zo' (2004), 'Suus & Sas' (2009) en 'Pim, Pam & Pluis' (2013). Tijdens de Stripdagen in Houten kreeg hij op 2 oktober 2006 voor zijn hele oeuvre de Stripschapsprijs overhandigd. Voor haar werkzaamheden als inkleurster kreeg Wilma Leenders van het Stripschap op 16-17 oktober 1993 de Jaarprijs voor Bijzondere Verdiensten. In 2016 was Gerard Leever ruim vertegenwoordigd in het herdenkingsboek, het speciale Stripnieuws nummer en de expositie rond het 35-jarige jubileum van Studio Arnhem.
Gerard Leever signeert op de Tina-dag in Duinrell (2012).
Engelse biografie in de Comiclopedia
Register van tekenaars
Externe link:
www.gleever.nl
(Tekst door Bas Schuddeboom)