'Het kwam mij ter ore dat hij afstamt van een omhooggevallen oliehandelaar, die eens in zijn achtertuin een bron opgroef, in plaats van er een rosaceae te planten. Daarmee is zijn voornaam wellicht verklaard - maar niet de titel die hij zichzelf heeft aangemeten. Want noblesse oblige, zelfs wanneer men zichzelf een heer noemt. En bij deze randfiguur ontbreekt de noblesse geheel. Hoe vaak heeft hij een recitatie van mijn poëmen niet in de frêle knop gebroken!

Zijn wangedrag zet mijn omtrek in een kwalijke odeur. Ik overweeg dan ook om de ligusterhaag, die mij van deze buurman scheidt, tot volle wasdom te laten groeien - hoezeer het snoeien van een ladder mij ook tegenstaat.' - schrijft ons Q.X. markies de C. van B. te R.

Available titles in this series: