Stripgeschiedenis
Tina deel 1 - stripblad voor meisjes (1967-1983)
Het meidenblad Tina bestaat sinds 1967 en is daarmee een van de langstlopende (strip)tijdschriften van Nederland. Hoewel Tina's roots in Engeland liggen, is het blad inmiddels een typisch Nederlands product, waaraan al vele belangrijke schrijvers en tekenaars hebben bijgedragen. Niet alleen uit eigen land, maar ook uit Spanje. Doordat Tina zich vooral op meiden richt, hebben de strips een eigen stijl en toon. In Tina gaat emotie boven avontuur en herkenbaarheid boven fantasie. Misschien hierdoor is het blad bij meer traditionele stripliefhebbers lang onder de radar gebleven. Ten onrechte, want het bracht iconische striphelden voort als 'Noortje' (door Patty Klein en Jan Steeman), 'Eduard & Emily' (door Otto Veenhoven en Jesus Redondo), 'Suus & Sas' (door Gerard Leever) en 'Roos Vink' (door Jan Vriends). Generaties meiden zijn opgegroeid met hun wekelijkse Tina, dat inmiddels voor de helft bestaat uit strips en voor de andere helft uit redactionele pagina's. Meer dan bij welk jeugdblad ook bieden alle jaargangen bij elkaar een mooi beeld van de veranderende tijdgeest, mode en popcultuur. Daarnaast is Tina meer dan een tijdschrift alleen. In de jaren 1970 werden al modeshows georganiseerd en singletjes uitgebracht van Tina's striphelden. Tegenwoordig heeft Tina een YouTube-kanaal met eigen Sterrenteam, de jaarlijks felbegeerde Tina Awards en het drukbezochte Tina Festival.
Hoofdredacteuren door de jaren heen waren Jaap Klaarenbeek (1967-1971), Frans Buissink (1971-1973), Rudy (Eva) Jansen (1973-1975), Ernst Winkler (1975-1983), Paul Cormont (1983-1984), Anne Marie Tassier (1984-1994), Kitty Smit (1994-1996), Sunna Borghuis (1996-1998), Annet Niterink (1998-2000), Ingrid Kluvers (2001-2006), Femmigje Kautz-Krijbolder (2006-2008), Joan Lommen (2008-2017), Jannine Berkelaar (2017-2020) en Inge Derksen (sinds 2020).
De eerste Britse Tina van 23 februari 1967 en de eerste Italiaanse van 5 maart 1967. De geschilderde illustratie is vermoedelijk van Walter Lambert.
Britse roots
De bron van Tina is de Londense uitgeverij IPC (voorheen Amalgamated Press), destijds gevestigd in het Fleetway House op Farringdon Street. Tijdens een borrel op het kantoor van algemeen hoofdredacteur Leonard Matthews opperde John Sanders van de jeugdbladen het idee voor een "Pan-Europees stripblad". Er werd gekozen voor een meidenblad, omdat er al zoveel jongenstijdschriften waren. Matthews kwam met de internationaal klinkende naam: Tina! IPC zou de volledige productie verzorgen, waarbij voor de teksten in het drukproces alleen de zwartcilinder bij elke internationale editie vervangen moest worden. Dummy-nummers werden verzonden naar verschillende Europese uitgevers, en in december 1966 werd John Sanders op pad gestuurd om het concept over het hele continent te gaan verkopen. In Scandinavië had hij weinig succes, en de Fransen eisten te veel aanpassingen, maar met Walter Stuifbergen, directeur van de Haarlemse uitgeverij De Spaarnestad, had hij direct een goede klik. Trouw aan de Hollandse handelsgeest probeerde Stuifbergen direct te regelen dat De Spaarnestad alle internationale Tina's kon gaan drukken. Maar Sanders vreesde dat dat problemen zou opleveren met de Britse vakbonden. Er werd overeengekomen dat De Spaarnestad alleen de eigen Hollandse versie kon drukken aan de hand van het Britse bronmateriaal.
De eerste Duitse Tina en de eerste Nederlandse (10 juni 1967). Waar bij de Britse en Duitse editie 500 Trollen-poppen te winnen zijn, maken de Nederlandse lezeressen kans op 500 Barbies.
In loop van 1967 werden in verschillende landen Tina's gelanceerd. Het Britse hoofdblad werd op 25 februari 1967 gepresenteerd als "the new schoolgirls paper for 1967". Vijf dagen daarvoor verscheen in Turkije al een eigen Tina bij uitgeverij Ceylan Yayınları, en kort daarop volgden (toch nog) de Fransen met "Tina - Plus Important Tirage du Monde" (28 februari bij uitgeverij Georges Ventillard) en de Duitsers met "Tina - Die Bunte Bilder-Zeitschrift für Dich!" (bij de Buch- und Pressedienst). De Italiaanse uitgeverij Dardo volgde op 5 maart en uiteindelijk was Tina ook verkrijgbaar in voormalig Joegoslavië, Oostenrijk, Zwitserland, Zweden, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika ("Ons eie Tina – Suid-Afrika'se weekblad vir tieners" bij uitgeverij BPK). De Nederlandse editie van De Spaarnestad verscheen pas op 10 juni 1967, maar wel - in tegenstelling tot de andere edities - geheel in kleur!
Ook de Fransen volgden keurig het voorbeeld van de Britse edities.
Gek genoeg werd de Nederlandse Tina gelanceerd op het moment dat veel internationale edities alweer bijna ter ziele gingen. Tegen september/oktober waren de meeste Tina's van de markt, vaak na 25 of 30 nummers. De Italianen hielden het op 21 mei 1967 al na twaalf nummers voor gezien. Dit alles zal te maken hebben gehad met de ontwikkelingen in Engeland, waar op 23 september 1967 Tina na 30 nummers samenging met een ander meidenblad, Princess, onder de nieuwe naam Princess Tina. Zo'n fusie tussen twee bladen was niet ongebruikelijk in het beleid van IPC, waar schappenvullen het devies was. Meerdere vergelijkbare bladen werden vaak tegelijkertijd gelanceerd, en wanneer ze hun doel hadden bereikt - bijvoorbeeld de concurrentie verdrijven - werden ze samengevoegd tot een nieuwe titel. Voor de identieke internationale edities die tegelijk met de Britse Tina werden gedrukt had dit natuurlijk grote gevolgen. Maar waarschijnlijk dankzij het initiatief van De Spaarnestad om de eigen drukpersen te gebruiken, bleef "onze" Tina het lot van haar internationale naamgenoten bespaard. Integendeel zelfs, want na twee jaar telde de oplage al 200.000 exemplaren.
In 1972 werden de covertekeningen nog overgenomen van Princess Tina uit Engeland.
Nederlandse Tina
De eerste Nederlandse Tina-redacteur was Jaap Klaarenbeek - later reportagejournalist bij Panorama en Kijk - die in zijn eentje de vele Britse strips naar het Nederlands vertaalde. In de vroege jaargangen werd inhoudelijk nog vooral geput uit Princess Tina. Voor "het grootste weekblad voor meisjes", zoals de ondertitel luidde, werden de populaire genres uit de Britse jongensbladen in een meidenjasje gestoken. Zo had je de avonturen van de geheimagente Jane Bond (1967-1970), een vrouwelijke James Bond getekend door Mike Hubbard, en werd de science fiction vertegenwoordigd door de 'Ruimtemeisjes' (1967-1968) en 'Sandra, het meisje van Mercurius' (1969-1971), op papier gezet door zowel Britse als Spaanse tekenaars. Daarnaast hadden de eerste Tina's een western ('Wagens koers west' door Jorge Moliterni, 1967-1969), een historische strip ('Moira, slavin van Rome' door Alberto Salinas, 1967-1969) en de exotische avonturen van 'Mijn vriendin Yum-Yum' (1967-1970) door Ron Clark en Geoff Campion. De commercie werd op zijn wenken bediend met stripreeksen gebaseerd op populaire speelgoedlijnen, zoals 'Barbie, het modelmeisje' (1967-1972) en 'De Trollen op het oorlogspad' (1967-1972). De lezeressen van de allereerste Tina maakten hierbij al direct kans op 500 Barbie-poppen! De komische noot werd verzorgd door de cartoonpagina 'Humor uit de hele wereld' en de gagstrips van Hugh McNeill, zoals 'Willy, de slimme wolf' (1967-1972) en de eerdergenoemde Trollen.
Jane Bond, een strip van Britse makelij uit de eerste Tina van 1967.
Bovengenoemde reeksen weken nog flink af van de strips waar Tina uiteindelijk om bekend werd. De nadruk lag nog vaak op puur avontuur, terwijl later de toon verschoof naar emotie en herkenbaarheid. Een van de eerste reeksen die zich volledig richtte op de belevingswereld van opgroeiende tieners was 'Peggy's wereldje' (1971-1983), over de alledaagse belevenissen van een dertienjarig meisje. Hoewel ook deze strip afkomstig was uit Engeland - de oorspronkelijke titel is 'Patty's World' - wordt Peggy nog altijd gezien een echte klassieker van de Nederlandse Tina. Niet alleen de toon en thematiek waren bepalend voor de Nederlandse Tina-strips, ook de tekenares, Purita Campos, bleef jarenlang een vaste waarde in het blad.
John Sanders van de Britse uitgeverij IPC, die door heel Europa het Tina concept verkocht. Hier in 1973 op de foto met de Nederlandse Tina-redactrice Elisabeth van Unen op de Frankfurther Buchmesse.
Eigen productie
In Engeland onderging het moederblad nog eens de nodige veranderingen. In mei 1970 vond weer een fusie plaats, waaruit het blad "Princess Tina and Penelope" voortkwam, maar een jaar later heette het alweer Princess Tina, om in 1973 weer gewoon als Tina te verschijnen. Deze Tina werd in augustus 1973 opgenomen in het blad Pink, dat nog eventjes Pink & Tina werd genoemd, maar in december 1974 was het in Engeland over en uit met de naam Tina. Intussen had de Nederlandse Tina zich steeds meer losgemaakt van de Britten. Van Tina 11 tot Tina 37 van 1969 had Spaarnestad-huistekenaar Bert Bus de eer om de eerste Nederlandse productie voor het blad te maken. Zijn 'Nancy Drew en haar dubbelgangster' had echter nog wel een duidelijk internationaal tintje. Deze bewerking van een Britse boekenreeks was qua opmaak nog trouw aan de eerdere boekverstrippingen: fullcolor tekeningen met tekstblokken onder de plaatjes. In het volgende jaar keerde Bert Bus terug met 'Jola en de ruimterace', zijn tweede en laatste bijdrage aan het blad. Het is onbekend of deze vroege Nederlandse Tina-strips ook in de Britse Princess Tina zijn verschenen. Illustraties van Bert Bus voor Kijk - een andere co-productie van IPC en de VNU - vonden namelijk wel hun weg naar het Engelse World of Wonder.
Eerste Nederlandse stripproductie in Tina: 'Nancy Drew en haar dubbelgangster' (Tina 22, 1969). Hoewel de strip erg Brits oogt, is de handtekening van Bert Bus duidelijk te zien op het laatste plaatje.
Een andere vroege Nederlandse strip was 'Patty en de Big Silver Bull Band' (1971-1976) door Lo Hartog van Banda en Gideon Brugman, die de Britse voorloper 'Jackie en de Wild Boys' (1967-1971) verving (waarover later meer). Een jaar na Patty verscheen 'Mignon' (1972-1974), een historisch melodama getekend door Georges Mazure op tekst van redactrice Joyce Ernest. De eigen productie kwam pas echt goed op stoom in 1973, toen de jeugdbladen van de VNU waren ondergebracht bij de uitgeeftak Oberon. Algemeen hoofdredacteur was Frans Buissink, die in januari 1973 in Stripschrift vertelde over de typische Tina-strips. Uit zijn commentaar is te merken dat de redacteuren, die gewend waren te werken voor stripbladen als Pep, Sjors en Donald Duck, wel even moesten wennen aan het fenomeen meisjesstrips:
"Het verschil begint hier, dat het avontuur voor het meisje zich afspeelt binnen emoties. Voor haar is het niet zo belangrijk wat de handeling nu precies is, alswel hoe ieder het gebeurde ervaart. Het zal iedereen opvallen, dat het in een meisjesstrip riegelt van de close-ups. Rauswerk wordt er dan gedacht. Maar die tekenaar heeft die close-ups hard nodig om de lezeres te laten zien hoe ontzettend verdrietig, blij of teleurgesteld Anoesjka-of-zoiets wel niet is. Dat wil die lezeres nou zo verschrikkelijk graag weten.
(...)
Haar avontuur heeft geen verrre landen en vreemde volkeren nodig. Zoals een hoofdfiguur uit een mannelijke strip graag wisselt van decor, wisselt zijn vrouwelijk collega uit Tina graag van kleding en kapsel. Ze is modebewust en kleedt zich zoals een vrouw naar de aard van haar stemming. Waaruit mag blijken dat vrouwelijke stripfiguren hygiënischer door het leven gaan dan jongens helden, waarvan sommigen zich al tientallen jaren behelpen -bah-oh-bah- met hetzelfde broekje en truitje. Alles bij elkaar toch wel iets heel anders dan we gewend waren."
Rudy Jansen-van der Werff werd aangesteld om de eigen productie van Tina-strips in goede banen te leiden. Hiervoor moest ze toch anders te werk gaan dan ze gewend was bij Sjors en Donald Duck. Buissink vertelt hierover: "Haar gevoel voor humor heeft ze nauwelijks nodig bij Tina. Dat is misschien toch iets wat mannen beter kunnen dan vrouwen: lachen. Huilen schijnt meer bij hun moederrol te passen. Volgens Rudy en mij moet er in zo'n meisjesstrip ook flink wat afgebruld worden om tot eenzelfde populariteit te geraken als van Asterix." Een zekere vooringenomenheid is hier te bespeuren, maar dit nam niet weg dat Tina gedurende de jaren 1970 de oplage flink zag stijgen, in tegenstelling tot de jongensbladen Pep, Sjors en opvolger Eppo. In 1977 piekte Tina met 262.827 exemplaren, en had hierbij van de jeugdbladen alleen Donald Duck met een oplage van 402.755 boven zich te dulden.
'Patty and the Big Silver Bull Band' van Lo Hartog en Gideon Brugman (Tina 48, 1971).
Eerste auteurs van eigen bodem
Een groot deel van de eerste Nederlandse strips werd verzorgd door voormalig medewerkers van de Toonder Studio's, waarvan zojuist de stripafdeling was opgedoekt. Met name Andries Brandt en Patty Klein waren prominent aanwezig als schrijvers. Brandts eerste bijdrage waren de eigentijdse avonturen van 'Winny de Wilde' (1973-1974), met tekenwerk van Jaap Vermeij. Deze werden gevolgd door de belevenissen van 'Kitty' (1974-1975), die alledaags begonnen maar uiteindelijk de occulte kant op gingen. De tekenaar was de Brit Robert Hamilton, met wie Brandt eerder voor de Toonder Studio's had gewerkt. Patty Klein trapte af met de avonturen van 'Conny Wildschut' (1973), getekend door de Belgische Italiaan Dino Attanasio, om daarna met Oberon-huistekenaar Nico van Dam 'Vera van de Risico' (1974-1977) te bedenken, over de oer-Hollandse avonturen van een meisje dat met haar vader op de binnenvaart zit. Daarnaast schreef ze in 1973 eventjes de gagstrip over het eigenzinnige kantoormeisje Fleurtje, die werd getekend door Toonder-animator Börge Ring en zijn vrouw Joanika. Haar plekje op de achterkant van Tina deelde Fleurtje om de week met de eveneens kortstondige gagstrip 'Nieske van het Strandpaviljoen' (1973), getekend door Pierre Mens op tekst van Jan van Gelderen. Daarna schreef Van Gelderen nog de vervolgstrips 'Paul is bang' (1974, getekend door Georges Mazure) en 'Hans' (1975, met tekenwerk van Jésus Redondo) en was hij bij Tina betrokken als vormgever en redacteur. Nico van Dam leverde in 1977 overigens ook nog eens zijn eigen reeks 'Sandra en de Gudrunsage'.
Censuur in 'De Twee van Oldenhoek' door Lo Hartog van Banda en Thé Tjong-Khing (Tina 49, 1975). De tweede versie verscheen uiteindelijk wel in de albumuitgave.
Een andere Toonder-medewerker die zijn stempel op Tina drukte was Piet Wijn. Met zijn sfeervolle tekeningen bracht hij op tekst van respectievelijk Andries Brandt, Patty Klein en Paul Deckers de historische strips 'Jennifer Scott' (1973-1975), 'Heidi en Peter' (1976) en 'Gloria van Goes' (1977-1978) tot leven. Later maakte hij zelfstandig, en later met Marjolein Winkel, nog de eigentijdse avonturen van 'Maartje' (1979-1986), waarin de natuur een grote rol speelde. Een van de grote klassiekers uit deze Tina-periode is de thriller 'De twee van Oldenhoek', geschreven door Lo Hartog van Banda en getekend door Thé Tjong-Khing. Een scène waarin een van de hoofdpersonen bijna werd gewurgd door een kille schurk moest op het laatste moment door de redactie worden gecensureerd (de ongecensureerde versie verscheen wel in de albumuitgave). Daarnaast was ook Dick Vlottes van de partij, eerst met de avonturen van 'Ineke van Rijswijk' (1973-1974) op tekst van Will Heiens en vervolgens op eigen tekst de gagstrip over 'Leonie, het horoscoopmeisje' (1976-1981). Een andere vroege vervolgstrip was 'Avontuur in Zwitserland' (1974), geschreven door Conny Hill en getekend door Jan de Borst.
De medewerkers van Creaciones Editoriales op bezoek in 1977. Staand, van links naar rechts: Norman Worker (een schrijver), onbekend, onbekend, Isabel Llorente (studiobaas), Ana Redondo (vrouw van tekenaar Redondo), Luis Llorente (studiobaas), Margarita Moscoso (zus van Isabel, werkte ook op het agentschap), Purita Campos, onbekend, mevrouw Comos, Barry Coker, Comos, Paco Ortega (tekenaar en man van Purita Campos, met zonnebril). Zittend, van links naar rechts: onbekend, Jesus Redondo, Edmond.
(Bron: Fotopersbureau de Boer/Noord-Hollands Archief)
Creaciones Editoriales
Toch was deze aanwas van medewerkers niet voldoende om aan de grote vraag te voldoen. Gelukkig kon er een beroep worden gedaan op de getalenteerde tekenaars van het Spaanse agentschap Creaciones Editoriales, dat eerder hofleverancier was geweest van het zojuist gestopte Princess Tina. Onder coördinatie van Luis en Isabel Llorente verzorgde het Creaciones-team tussen 1974 en 2008 in opdracht van de Nederlandse redactie het merendeel van het tekenwerk voor Tina. Beeldbepalend was Purita Campos, die eerst voor de Britse en daarna rechtstreeks voor de Nederlandse Tina de iconische coverillustraties schilderde. Andere Spaanse tekenaars die langere tijd voor Tina werkten waren Comos (1975-1994), Edmond (1975-2010), Jesus Redondo (1975-2006), Juan Boix (1976-2007), Jose Casanovas (1978-2003), Angeles Felices (1979-2008), Julio Vivas (1980-1996), Carlos Freixas (1982-2008), Emilio Freixas (1983-1992), Trini Tinturé (1983-2007), Maria Barrera (1984-1997) en Cesar Spadari (1985-2006). Daarnaast werkten er ook Britten voor Creaciones, zoals de tekenaar Bert Hill en een aantal tekstschrijvers.
Het duurde even voordat de Spaanse tekenaars gewend waren aan de Nederlandse markt. Een bezoek ter gelegenheid van Tina's tienjarig bestaan in 1977 bood uitkomst. In een interview met Striprofiel uit 1983 herinnerde hoofdredacteur Ernst Winkler zich: "Op ons tienjarig feest, nu vijf jaar terug, hebben we het hele groepje Spaanse tekenaars vier dagen op bezoek gehad en door heel Nederland geleid. In het begin gebeurde het namelijk dat, als we een verhaal hadden waar een molen in voorkwam, die tekenaars Spaanse windmolens tekenden. Een agent werd ook steevast een Engelse bobby, want die kennen ze wel. Drie/vier dagen heeft dat groepje als idioten gefotografeerd en gefilmd, zodat ze nu daar in Spanje met een gigantische Nederlandse documentatie zitten. Ze zijn nu in staat om al die typisch Hollandse dingen te tekenen."
'Tina en Debbie', zoals altijd stijlvol in beeld gebracht door Purita Campos (1977).
Nieuwe reeksen
Met de Spaanse versterking was het mogelijk om nieuwe reeksen te lanceren. De belangrijkste was misschien wel 'Tina en Debbie' (1974-1980), een nieuwe titelstrip die het oorspronkelijk Britse 'Tina's eigen verhaal' (1968-1973) verving. Andries Brandt bedacht model annex hobby-detective Tina, die over de hele wereld avonturen beleefde met haar beste vriendin, de mode-ontwerpster Debbie. Met haar volle rode krullen en stijlvolle uiterlijk was deze door Purita Campos getekende dame vele jaren het gezicht van Tina. Voor de tekenaar Edmond schreef Patty Klein de avonturen van het cricusmeisje Mimi (1975-1981). In 1975 werd het scenaristenteam aangevuld met Otto Veenhoven, die vijftien jaar lang belangrijke bijdragen zou leveren aan Tina. Na de avonturen van Monique (1975-1986) en Loesje (1975-1984), beide met tekenwerk van Comos, schreef hij voor Jesus Redondo de tragikomische korte belevenissen van 'Eduard en Emily' (1976-1988), over een stuntelige puberjongen die hopeloos verliefd is op een meisje dat hem niet ziet staan. Later maakte Veenhoven nog reeksen als 'Sientje uit de Klinkerdwarsstraat' (1978-1981) met ene Neillands, 'Pia's Pleintje' (1983-1984) met Jesus Redondo en 'Astrid van de Phoenix' (1985-1989), getekend door Edmond. Met Andries Brandt en Otto Veenhoven had Tina achteraf best controversiële figuren in huis. Na zijn dood in 1985 bleek dat Brandt tijdens de Tweede Wereldoorlog in een van de wreedste divisies van de Waffen-SS had gediend. Otto Veenhoven bekende in 2003 in zijn autobiografische boek 'Sunny Home' dat hij op vijftienjarige leeftijd zijn agressieve stiefvader van het leven had beroofd.
'Eduard en Emily', door Otto Veenhoven en Jesus Redondo (1977).
Noortje
Op tekengebied bleef Tina ook gebruikmaken van Nederlands talent. Door het samengaan van de bladen Pep en Sjors tot Eppo had Jan Steeman opeens voor de helft minder werk. Daarom besloot Patty Klein hem naar Tina te halen door een nieuwe gagstrip voor hem te bedenken. In Tina 37 van 1975 verscheen de eeuwige blundermeid Noortje voor het eerst ten tonele. De twee stripmakers hadden vast niet verwacht dat ze hiermee de langstlopende stripreeks uit de geschiedenis van Tina hadden gecreëerd. Al vrij gauw verscheen Noortje wekelijks en kreeg ze haar vaste plekje op de achterkant. Met haar maffe oplossingen voor alledaagse problemen en grappige gedachtenkronkels was ze een soort alter ego van schrijfster Patty Klein, die naar eigen zeggen ook flink gepuberd had en uit eigen ervaring kon putten. In Noortje zagen lezeressen bovendien een alledaags Nederlands gezin, waarin iedereen wel iets herkende. Om bij te blijven met de mode, had Jan Steeman altijd een Wehkamp-gids naast zijn tekentafel liggen. In meer dan veertig jaar tijd ging Noortje met alle maatschappelijke ontwikkelingen en modetrends mee, al bleef ze eeuwig vijftien. Zowel Patty als Jan - elke pagina was ondertekend met alleen de voornamen - hebben 'Noortje' voor Tina kunnen maken totdat hun gezondheid het niet langer toeliet.
Vroege Noortje uit Tina 48 van 1975.
Singletjes en modeshows
Al vrijwel vanaf het begin organiseerde Tina extra activiteiten voor haar lezeressen, inspelend op de belangrijkste interessegebieden: mode en popmuziek. Bij de Tina-editie van 21 juni 1969 werd een flexi-singletje meegeniet van Jackie & De Wild Boys, zogenaamd uitgevoerd door de popgroep uit de gelijknamige Britse strip. Het initiatief kwam van De Spaarnestads PR-man Bob van Dijk en het liedje, getiteld 'Here We Go!', werd uitgevoerd door studiomuzikanten onder leiding van producer Hans van Hemert. In 1973 werd deze truc herhaald. Bij een talentenjacht werd uit 600 deelnemers de zestienjarige Marion Biesthorst uit Den Haag gekozen. Zij mocht de liedjes 'Patapoe', 'I Am Young' en 'Sound of the River' opnemen onder de naam "Patty en de Big Silver Bull Band", naar de strip van Gideon Brugman en Lo Hartog van Banda. Alle Tina-lezeressen kregen het maxi-singletje gratis bij hun weekblad. Onder de naam Patty bracht Marion Biesthorst bij Polydor nog de singletjes 'Ricky Radio' (1973) en 'Lazy Baby' (1974) uit, de laatste op tekst van Wim T. Schippers onder zijn pseudoniem Jacques Plafond. De Tina Sing-a-Song wedstrijden brachten overigens nog meer plaatjes voort. In 1973 verscheen 'Sing a Song Tina-Trio-test', met daarop liedjes gezongen door Linda Annick ('Tomorrow'), Sari Schuwer ('Danny') and Jeanine Peeters ('Chanson pour Jeanine'). Het jaar erop verscheen 'Tina Sing A Song', met liedjes van Marie José Lemmens ('Seven Golden Daffodils'), Jeanet Tinneveld ('My Turn Will Come') en Joke Kösters ('Let's Rock and Roll'). Sari Schumer was ook in 1974 van de partij met het singletje 'Prairy rose/I am gonna find me a boy'. Tot slot verscheen in 1975 de LP 'Rob de Nijs zingt Tina en 11 andere successen', dat aftrapte met een ode aan het stripfiguur Tina, geschreven door Gerrit den Braber en Boudewijn de Groot.
Redactionele aandacht voor Tina Sing-A-Song 1974 (nummer 32, 1974) en de Tina Modetoer 1974 (Tina 33, 1974).
Van 1971 tot zeker 1975 organiseerde Tina jaarlijks een Tina Modetoer, waarbij lezeressen hun zelfgemaakte creaties konden showen op de catwalk. Na provinciale voorrondes - waarbij behalve een finaleplek ook een LP en een naaimachine te winnen waren - vond de landelijke finale plaats in Hilversum of Utrecht. Tal van artiesten traden op, waaronder The Cats, Cocktail Trio en Rob de Nijs. De presentatie was in handen van Hans van Willigenburg en Ria Breemer. In 1974 toonde het Polygoonjournaal hoe de veertienjarige Marieke Verhagen uit het Drentse Rolde werd gekroond tot "Tina Modemiss 1974", wat door presentator Philip Bloemendal werd samengevat als "een rijkelijk overdreven titel voor een overigens best aardige wedstrijd."
De Tina Modetoer 1972, met presentator Hans van Willigenburg (Bron: Fotopersbureau de Boer/Noord-Hollands Archief)
Vernieuwing en uitbreiding
Volgens marktonderzoek uit 1974 bereikte Tina "vooral meisjes van 14-15 jaar die het huishoud- of nijverheidsonderwijs volgen". Voor iets oudere meisjes werd in april 1973 het maandblad Tina Club gelanceerd, dat net als Tina grotendeels uit buitenlandse aankoopstrips bestond. Daarnaast kregen Tina Club-abonnees af en toe een extraatje, zoals een horoscoop- of carnavalsboekje, paaseierenversiering of een set schooletiketten. Het blad was aanvankelijk echt een aanvulling op Tina, maar werd in 1976 zelfstandiger onder de nieuwe naam Club. De strips verdwenen geleidelijk en er kwam meer redactionele aandacht voor mode, popmuziek en showbusiness. Wel maakte tussen 1980 en 1984 Gerrit de Jager onder het pseudoniem Gep de Mooij de semi-realistisch getekende strip 'Puck' voor dit blad. Het laatste nummer van Club verscheen in juli 1988. De markt voor meidenbladen was kennelijk nog niet verzadigd, want tussen 14 oktober 1977 en 27 december 1985 verscheen eveneens het nieuwe stripweekblad Anita. Deze "budget-Tina" werd gedrukt op goedkoper papier en bevatte eerst vooral Britse strips in zwart-wit. De productie lag bij de Tina-redactie, met alleen Irene Boot als full-time redactrice. Vanaf 1980 maakten de getekende strips grotendeels plaats voor fotostrips en kwamen er ook meer redactionele items.
Covers van Tina 21 uit 1976 (met zojuist vernieuwd logo) en Anita 8 uit 1979.
In 1976 onderging Tina de eerste grote restyling. Vanaf editie 8 van dat jaar werd het formaat verkleind, van 22,5 x 28,9 cm naar 21 x 27,1 cm. Aangezien Oberon inmiddels ook een albumfonds had, werden vanaf 1977 de mooiste verhalen uit het blad gebundeld in de collectie 'Tina Topstrip'. Tot 1985 zouden er 71 delen verschijnen, in de vroege jaren 80 nog aanvuld met de reeks 'Tina Dubbeldik Superalbum' (18 delen). Sinds 1980 verschijnen jaarlijks eveneens twee tot vier dikke seizoensboeken, een traditie die tot de dag van vandaag duurt.
De Tina-redactie in 1977. Van links naar rechts, staand: Ernst Winkler (hoofdredacteur), onbekend, Til van Tilburg, Ollie Sassen (vormgever), Elizabeth Spaans, Linda Wallagh. Zittend: Tineke Verhoeven, Jan van Gelderen. (Bron: Fotopersbureau de Boer/Noord-Hollands Archief)
Tina deel 1: stripblad voor meisjes (1967-1983)
Tina deel 2: meisjesblad met strips (1983-2008)
Tina deel 3: modernisering en vernieuwing (2008-heden)