Stripgeschiedenis
1940-1945 Tijdschriften
De gouden tijd van de jaren dertig, met de vele tijdschriftbijlagen, striptijdschriften en geïllustreerde supplementen, komt in de oorlogsjaren meer en meer tot verval. Het belangrijke nieuws van de Tweede Wereldoorlog verdringt de kleinste illustratie uit de jeugdkolommen. Ook het almaar schaarser wordende papier noopt redacties tot het schrappen van trivialiteiten. Vele striptekenaars verliezen daardoor hun podium. Wat eerst nog complete stripbladen waren, wordt nu gereduceerd tot losse velletjes, tot een enkele bladzij overblijft.
De meeste tekenaars werkten gewoon door en pasten zich aan aan de nieuwe situatie. De noden van de oorlog waren een inspiratiebron voor menige humoristische tekening. Deze 'Poes in Oorlogstijd' is getekend door Fiep Westendorp en verscheen in de Narrenkap, een bijlage van de Katholieke Illustratie in augustus 1941. Aan het eind van dit jaar hield ook dit blad op te bestaan. Een andere illustrator voor De Narrenkap was Cees Bantzinger.
De eerste ineengevouwen edities van Sjors en De Humorist (5 juni 1941).
Panorama heeft twee bijlagen: het jeugdblad Sjors een voor het oudere publiek De Humorist. Door de papierschaarste worden deze bladen dunner en dunner, totdat ze uiteindelijk worden ineengevouwen. Links ziet u, uit het distributienummer, een recyclingadvies van Lucy Visser uit Amsterdam.
Op 25 september 1941 moeten de lezers van De Humorist afscheid nemen van de geliefde Amerikaanse strip 'Frederik Fluweel' ('Timid Soul') van H.T. Webster. Hiervoor in de plaats wordt de strip 'Klit, de Schoonzoon' van Jo Voskuil bij de lezers geïntroduceerd. Deze onsympathieke kwast kon de harten van de abonnees niet winnen en heeft het niet verder gebracht dan een handvol afleveringen.
Zelfs de Panorama-strip 'Sjors' moet het in de nationaal-socialistische pers ontgelden. Er wordt zelfs op aangedrongen in de rubriek 'De Jeugdstorm Roept' uit het Nationaal Dagblad (eind 1941) om de tekenaar (Frans Piët) een publicatieverbod op te leggen!
Citaat uit De Jeugdstorm Roept:
"Ontzettend veel kwaad hebben ook de vele geschriften voor de jeugd aangericht. Denken we slechts aan de boeken van Pietje Bell,boeken die door practisch iederen Nederlandschen jongen - meisjes niet te vergeten - worden verslonden, boeken die er niet in de laatste plaats toe bijdragen kwaadwilligheid en baldadigheid bij de jeugd in ontstellende mate aan te kweeken. Pietje Bell, de jeugdige misdadiger, die er een eere in stelt elken dag met de politie in aanraking te komen, die steeds weer het gezag belachelijk maakt. Hoevelen jongens en meisjes hebben hem niet als 'held' en 'voorbeeld' gekozen."
"Er bestaat nog zoo n 'held', die nog steeds, week in week uit, de jeugd wordt voorgehouden als een 'echt Nederlandschen kwajongen': Sjors van de Rebellenclub. Elke week weer krijgt de jeugd als ware 'jongensgeest' voorgezet leugenachtigheid, baldadigheid, gezagsondermijning en belachelijkmaking van ouderen. Wij geven hierbij een voorbeeld uit velen, overgenomen uit de jeugdbijlage van ' Panorama' van 27 November 1941. Men ziet hier in het bestek van 12 plaatjes het aanbevelen van films van de slechte soort (gelukkig is de vertooning van dit soort films thans afgeloopen, herinneren we ons echter nog, wat voor films de jeugd in de groote steden werd voortgezet bij de zg. kindervoorstellingen op Woensdag- en Zaterdagmiddagen?) het bezoeken van de bioscoop tegen het verbod van ouderen in en het met een stalen gezicht iemand iets voorliegen. Welk een verpestende invloed moet hiervan uitgaan tot de toch al zoo ontvankelijke kinderziel. Wij zijn op het oogenblik in ons land een zeer waardevol Journalistenbesluit rijk, waarbij ons volk beschermd wordt tegen journalisten, die hun pen misbruiken om onze volkskracht en ons volksbestaan te ondermijnen. Maar wij vragen ons af : is de jeugd hierbij vergeten? Mag de jeugd nog steeds op dezelfde manier als voor den tienden Mei 1940 verpest worden, mag haar karaktervorming nog steeds in verkeerde banen geleid worden? Wordt het niet hoog tijd,dat ook zij die zich bezig houden met het schrijven van artikelen en verhalen voor de jeugd, onder scherpe controle worden gesteld?"
Het blad De Kleine Wij, dat vanaf 1936 als wekelijks bijvoegsel bij Wij verscheen, wist zich de eerste oorlogsjaren nog staande te houden. We treffen er in die periode werk aan van Toby Vos, Greetje Kroone, Rie Kooijman en Lex Metz.
'Gerrit Helpt Bij de Was' werd getekend door Rein Stuurman, 'Hoe Pipaluk Hofnar Wordt' is van de hand van Greetje Kroone en 'Bobbie's Eerste Avontuur op de schaats' is van Toby Vos.
Jeugdland was in 1938 gestart als bijlage bij weekrevue De Prins, maar in de oorlogsjaren werd het een bladzijde (zie stukje rechtsboven).
Over het algemeen wordt de oorlog totaal doodgezwegen in jeugdbladen, daarom is het des te opmerkelijker dat hij in deze brievenrubriek toch ter sprake komt. Ondanks de smeekbeden van de redactie heeft Jeugdland helaas niet langer bestaan dan tot begin 1942.
Het meest zeldzame striptijdschrift van Nederland is Bravo!, dat in 1941 en 1942 als bijblad bij het weekblad Cinema & Theater verscheen. In het tweede kwartaal van 1942 vormde Bravo! een hoekje in Cinema & Theater en Unicum. De tweede helft van 1942 was Bravo! nog slechts één velletje in Unicum, dat langs een stippellijntje uitgeknipt kon worden. In januari 1943 komt Bravo! als onafhankelijk 14-dagelijks blaadje terug, maar als zodanig bestond het niet langer dan een maand of drie. Er verschenen strips in van onder andere Marten Toonder, Auke Tadema, Piet Gertenaar en C.R. Snelgrom.
'Dikkie en Dunnie', 'De Koning van het Oerwoud' en 'Jim en Soe' waren allemaal strips van Marten Toonder.
De tweede belangrijke tekenaar van Bravo! was de Fries Auke Tadema. Hij was in 1938 gedebuteerd met de strip '25 km Onder de Aarde', die ook in Bravo! verscheen. Behalve met het maken van strips, hield Tadema zich tijdens de oorlog voornamelijk in leven met het restaureren van antiek.
'Ko Knaaggraag' werd voor Bravo! getekend door Piet Gertenaar.
'Kabouter Pimmels's Avonturen' waren opgetekend door Bonte. Rechtsboven een Bravo! cover uit begin 1942.
Uiteraard houden de nationaal-socialistische tijdschriften het het langste uit. Zoals het blad Jeugd, met veel gezond arisch gedachtengoed. De strip 'Siegfried' wordt getekend door H. G. Kresse, eerst onder de schuilnaam Zwart, en later onder de naam M. Toonder, waarschijnlijk door het tijdschrift zelf aangebracht, omdat Kresse op de Toonder Studio's werkte, en een dergelijke naam enig cachet gaf aan het door velen gemeden blad. Van 'Siegfried' verscheen een redelijk lang verhaal en een vrij kort: 'Siegfried en de draak' en 'Siegfried en de schat der Nevelingen'. In dat laatste verhaal zijn enkele platen door een andere tekenaar gemaakt.
Hiernaast een tekening van Frans Mettes en hieronder twee advertenties uit Jeugd, waarin jongens van 15 en ouder erop gewezen worden dat ze hun S-bonnen kunnen inleveren om zo scheerzeep te ontvangen. Daarnaast de stripheldin zonder strip, Mina Bakgraag.
(met dank aan Albert Tol en Hans Matla)