Stripgeschiedenis
Toby Vos
Toby Vos was een Nederlands illustratrice, schrijfster en striptekenares, evenals een ontwerpster van postkaarten, bouwplaten en spelborden. Haar strips en illustraties verschenen in het jeugdblad Kleine Wij, het PTT personeelsblad Bedrijfsbanden en in de zogenaamde 'Kabouterboekjes' van De Bijenkorf, maar ook in schoolboeken, sprookjesbundels en puzzelboeken voor kinderen. Ook de geïllustreerde dagboeken die ze tijdens de Tweede Wereldoorlog bijhield zijn noemenswaardig. Ze bieden een intiem en historisch interessante blik op de Amsterdamse verzetsbeweging en de Hongerwinter van 1944-1945.
Jonge jaren
Ze werd op 19 april 1918 in Amsterdam geboren als Neeltje Vos, een naam waar ze een bloedhekel aan had. Maar doordat haar ouders haar de bijnaam "Toppie" gaven, naar de schrijver Top Naeff, nam ze later de naam Toby Vos aan. Haar vader stierf toen ze slechts vier jaar oud was, waardoor Toby enkel door haar moeder in de Amsterdamse Jordaan werd opgevoed. Aangezien ze tekende sinds ze een potlood kon vasthouden, droomde de jonge Toby van een artistieke carrière als die van haar grote voorbeelden Nora Schnitzler en Freddie Langeler. Als kind speelde ze ook graag toneelstukjes met haar vrienden, waarbij ze haar eigen, melodramatische verhalen verzon. Als rebelse tiener haalde ze op school alleen goede cijfers voor tekenen. Haar moeder wilde echter dat ze gingen werken bij dezelfde bank als haar vader, die was gevestigd op het Rokin.
Kleine Wij
Omdat deze baan haar stierlijk verveelde, ging Toby algauw haar eigen weg en toonde ze haar tekeningen aan bladen en kranten. Zonder volwaardige tekenopleiding werd ze ingehuurd door de redacteurs van Wij, het weekblad van de socialistische uitgeverij De Arbeiderspers. Ze werkte mee aan hun kinderbijlage "Wij voor onze meisjes en jongens", die voor het eerst verscheen op 3 juli 1936. Het blad werd later omgedoopt tot Kleine Wij, en verscheen tot in de vroege oorlogsjaren (mei 1942). Het blad stond onder redactie van A.D. Hildebrand en pedagogische supervisie van de legendarische schrijver/onderwijzer Theo Thijssen. Het bevatte verhaaltjes op rijm, (beeld)verhalen, wedstrijden en knutselrubrieken, met tekeningen door Rein Stuurman, Henk Rotgans, Huib de Ru, Piet Worm, Wim Bijmoer, Ger Sligte, William Timym, Joop de Groote, Co Egelie, Henk Kabos, Greetje Kroone en de mysterieuze Priel. Toby Vos droeg illustraties bij, evenals een strip over een jongetje, 'Bobbie'.
Steendrukkerij Luii & Co
Nog tijdens haar samenwerking met Kleine Wij ging Vos als vrijwilliger aan de slag bij Steendrukkerij Luii & Co aan de Lauriersgracht. Daar leerde ze de drukkunst en litho's produceren, terwijl ze tekeningen voor kinder- en knutselboekjes, kalenders en bouwplaten maakte. Eén project waar ze vooral van genoot wat het aankleedboekje 'Flipje op de boerderij' (1938). 's Avonds volgde ze les in toegepaste kunst aan de Kunstnijverheidsschool (de huidige Rietveld Academie).
Kabouterboekjes
In 1943 verzorgde ze de illustraties voor twee boekjes in de serie 'Kabouterboekjes' van het Amsterdamse warenhuis De Bijenkorf. De 12x8 cm grote boekjes waren vooral tot beeldverhaal berwerkte sprookjes en verhalen, geschreven door Sjoert Schwitters. Vos illustreerde 'Er was eens...' en 'Duimelijntje', terwijl de illustraties voor de 11 andere delen werden verzorgd door Lex Metz, Hans Brouwer, Jaap Beckmann en Henk Kabos. Kort erop illustreerde Vos ook het kinderboekje 'Jaapje en Trui, het konijn' (C.A. Spin & Zoon, 1944) en deeltjes uit de kleuterboekenreeks 'Kleingoed' door J. Riemens-Reurslag.
Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Duitse bezetting van 1940-1945 raakte de eigenzinnige Toby Vos betrokken bij het verzet. Ze was een koerier van illegale radio's en de ondergrondse krant Het Parool, terwijl ze haar tekenkunsten gebruikte om identiteitspapieren te vervalsen. Vos werd in 1943 tijdens een razzia gerarresteerd en ondervraagd door het hoofd van de Sicherheitsdienst, Willi Lages. Gelukkig kon de groep het bewijsmateriaal op tijd verbergen en werd Toby algauw weer vrijgelaten. Vanaf 1944 hield Vos ook geïllustreerde dagboeken bij, waarin ze haar oorlogservaringen in inkt en waterverf documenteerde, vergelijkbaar met het werk van Jo Spier. Haar dagboeken bevatten ook stripverhalen, die niet alleen waargebeurde feiten presenteren, maar ook fantasieën over heldhaftige daden. Op de keper beschouwd bieden de boeken een intieme en confronterende blik op het leven van een verzetsstrijdster tijdens de Hongerwinter van 1944-1945. Hun historisch belang werd al in 1946 erkend, toen het Rijksbureau voor Oorlogsdocumentatie fotokopieën aan hun archieven toevoegde. Vanwege haar oorlogsactiviteiten ontving Toby Vos vanaf 1970 een pensioen van de Stichting 1940-1945.
Freelance werk voor bladen
Na de Bevrijding ging Toby Vos aan de slag als freelance illustratrice en schrijfster. Ze verbleef eerst enige tijd in Brussel, waarna ze rond 1945-1947 voor het vrouwenblad Penelope werkte. Terug in Amsterdam verzond ze haar vaak persoonlijke verhalen voor volwassenen naar bladen als Avenue, Hollands Maandblad, Elseviers Weekblad en het literaire blad Maatstaf. Ze was verder bij verschillende bedrijfsbladen betrokken, voornamelijk Bedrijfsbanden van de PTT. Tussen 1947 en 1967 vulde ze de maandelijkse kinderrubriek 'Voor Jou' onder haar alter ego "Tante Neeltje". Ze maakte verhalen, puzzels, koppen en tekeningen. Terugkerende elementen waren kleine kinderen, muizen en schaduwfiguren. Diverse verhalen geven haar ironisch gevoel voor humor weer, zoals het verhaal over de laatste oliebol op oudjaarsavond, die door een groep muizen in hun holletje gelokt wordt met het vooruitzicht hun koning te worden. De arme oliebol wordt echter prompt aan stukken verscheurd en opgegeten.
Illustratie voor Bedrijfsbanden.
Boekillustraties
Vos maakte ook illustraties voor educatieve boeken, zoals een reeks Indonesische schoolboeken in de Maleisische taal en het boek 'Ontdekkingsreis in electronenland' (1951) van Leonard de Vries. Ze schreef en illustreerde spel- en puzzelboekjes voor kinderen, zoals 'Wat zal ik nu eens doen?' (Cantecleer, 1953) en 'Weet jij het?' (Cantecleer, 1954). Vos' werk bevatte veder tekeningen voor de sprookjesbundel 'De Oude Sprookjes' (1948) en 'Lui Jetje in Luilekkerland' (1948), beiden door J. Riemens-Reurslag, en ook voor reclameboekjes voor De Bijenkorf en Philips. Voor de Alkmaarse uitgever Terra Nova maakte ze de sprookjestekststrips 'Klein Duimpje en de reus' (1951), 'Het Ganzenhoedstertje aan de bron' (1951) en 'De Vogel Grijp' (1951). Haar commerciële werk stond haar toe met nieuwe ideeën en technieken te experimenteren.
Persoonlijk leven
In de documentaire 'Toby Vos – Leven en werk' (2002), vertelde Vos dat tekenen altijd een essentieel deel uitmaakte van zowel haar professionele als haar persoonlijke leven. Na de oorlog bleef ze momenten uit haar dagelijks leven in dagboeken vastleggen. Door haar scherpe observatievermogen en goede visuele geheugen, voelde Vos zich altijd geïnspireerd, zei ze in de documentaire. Haar tekendrang kon slechts tijdelijk worden onderbroken vanwege de opvoeding van haar kinderen of enkele romantische intermezzo's (zoals met schrijver en columnist Hugo Brandt Corstius). Nadat haar enige huwelijk in 1952 in een scheiding uitmondde, bracht Vos haar kinderen als alleenstaande moeder op. Toen een huurconflict haar dwong haar huis in de Van Eeghenstraat te verlaten, eindigde ze in een flat in de Amsterdamse Bijlmer, een al snel verkommerende buurt. Op oudere leeftijd bleef ze echter haar scherpe observatievermogen behouden, zoals ook in voornoemde documentaire te zien was. Zo gaf ze wrange commentaren op de geleidelijke verkleuring van een weggegooid tapijt dat al jaren in een boom vlak voor haar appartement hing. Toen ze in de lift van de flat eens overvallen werd en zichzelf met haar boodschappentas verdedigde, kon ze het tijdens haar gevecht niet nalaten het contrast op te merken tussen het uiterlijk van haar aanvaller en de witte yoghurt die op zijn zwarte gezicht droop.
Dood en nalatenschap
Toby Vos werd uiteindelijk 100 jaar en overleed in april 2019 te Amsterdam. In de laatste jaren van haar leven kon ze vanwege haar kwakkelende gezondheid niet langer tekenen. Vos wordt wel eens een mengeling van Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp genoemd, omdat ze zowel een schrijfster als illustratrice was. Ze verkreeg echter nooit dezelfde beroemdheid, wat de tekenares toeschreef aan het feit dat ze nooit haar tekeningen signeerde. Tussen 1998 en 2002 filmde David de Jongh een documentaire over haar leven en werk, genaamd 'Toby Vos, leven en werk.' De originele twee uur durende versie werd in mei 2002 voor het eerst uitgezonden op de Amsterdamse open kanaal Salto uitgezonden, waarna in oktober 2004 een ingekorte versie op RTV Noordholland te zien was. Deze laatstgenoemde versie werd op 10 januari 2020 op de Nederlandse publieke omroep uitgezonden. Vos verscheen ook in De Jongh's documentaire 'Foto-Eddy: de negatieven van mijn vader' (2013), over zijn vader, de excentrieke fotograaf Eddy de Jongh (1920-2002).
'Ik was een held' (dagboekfantasie over heldhaftigheid tijdens de oorlog).