Stripgeschiedenis
De Humorist (van de week)
De Humorist van de Week, later simpelweg afgekort tot De Humorist, was een tijdschrift dat vanaf het einde van de jaren '20 als bijvoegsel bij verschillende tijdschriften verscheen. In Nederland was het een bijvoegsel van Panorama (1927-1941 en 1947-1948), Weekblad van het Noorden en Elck wat Wils. In Vlaanderen was De Humorist een bijvoegsel van De Stad Antwerpen (vanaf 25 maart 1927) en later (tot 16 november 1941) een bijlage van Sjors, dat weer als supplement van De Stad verscheen.
Het blad bevatte slechts sporadisch strips. Illustraties werden verzorgd door H. Moerkerk, Piet Broos, Frans Piët en Henk Rotgans. Van Nederlandse bodem waren strips als 'Tirélatijn en zijn toover', een tekststrip uit 1927 van ene Menno, 'Gloof ut of gloof ut niet' van Frans Meijer (1929/1930), 'Hein Snuffel, Grepen uit het Leven van een Held' door Frans Lammers (1936-1937), 'Barak 11' van Hans Husslage (1940), 'Jossie Jovel' van Frans Piët (1941) en 'Klit, de schoonzoon' door J.J. Voskuil (1941). Ook Ton Smits leverde strips, die hij signeerde met Tommy.
De Humorist was het eerste Nederlandse blad dat de strip 'Sjors van de Rebellenclub' ('Perry and his Rinkydinks') van Martin Branner publiceerde. Andere buitenlandse strips waren 'Adamson' (door Jacobson, 1927-1941), 'Loutje en Loetje' ('Zig et Puce' van Alain Saint-Ogan, 1930-1933), 'Teun' ('Pete the Tramp' van C.D. Russell, 1930-1931), 'Skippy' (van Percy Crosby, 1933-1934), 'M'n ouwe heer' (1933-1935), 'Avonturen van koning Hermelijn' ('The Little King' van Otto Soglow, 1933-1938), 'Frederik Fluweel' ('The Timid Soul' van H.T. Webster, 1947-1948), 'Dirrikje Goochem' ('Henry' van Carl Anderson, 1934-1937) en 'Dolly Dot' ('Nancy' van Ernie Bushmiller, 1938-1941 en 1947-1948).