Stripgeschiedenis
Nederlands-Indië
De geschiedenis van de Indische archipel is nauw verweven met die van Nederland. Vanaf het eind van de 16e eeuw kwam het huidige Indonesië meer en meer onder het gezag van Nederlanders. De aanwezigheid van allerhande kruiden en specerijen, zoals nootmuskaat, peper, opium, thee, suiker en koffie, lokte handelsreizigers aan die aasten op handelsmonopolies. De Nederlandse Verenigde Oost-Indië Compagnie, opgericht in 1602, wist al gauw deze monopolies in handen te krijgen, door slimme deals met de heersende vorsten of soms door het simpelweg met geweld onderdrukken en uitbuiten van de bevolking. Zij doopten de hoofdstad van Java, Jakarta, om in Batavia en maakten deze tot centrum van de handel op en met de eilanden.
Prent van Batavia uit 1740, door C. de Jonge
In de loop der eeuwen kwam de archipel ook onder Frans en Engels gezag, maar uiteindelijk waren het weer de Nederlanders die er vanaf ongeveer 1830 de scepter zwaaiden. Indië werd de kurk waarop de Nederlandse economie dreef, door de vestiging van vele nieuwe bedrijven die onder andere producten als tabak en rubber op de markt brachten.
Een Indonesische nederzetting lithografie van N.D. Koene en G.J. Thieme, 1898
De inwoners van de koloniën werden door hun overheersers beschouwd als onderontwikkeld en onbeschaafd, en de Nederlandse aanwezigheid werd welhaast gezien als ontwikkelingshulp. De inheemse bevolking was in dienst van de kolonisten voor een hongerloontje en vaak onder zeer primitieve omstandigheden. De plaatselijke culturele en religieuze gebruiken werden minachtend bekeken.
Ter Herinnering aan de Oud-Batavia Week, mei 1920:
"XI Coen had het gezag der Compagnie zoo hecht gevestigd dat
daaraan niet meer te tornen viel. Twee en halve eeuw later
drong dit door tot het brein van het nageslacht en men richtte
voor hem een standbeeld op tegenover den vermaarden poedel."
"XII De Compagnie nam gestadig in rijkdom toe. Hare dienaren
bleven niet achter. Kostbare kleeding en sieraden en een leven
van genot werden het levensdoel."
"XIII Zulks leidde bij het algemeen lage peil van beschaving
en moraliteit, vaak tot verrassende en kluchtige tooneelen."
De Nederlandse aanwezigheid in de koloniën betekende dat er ook allerhande Nederlands drukwerk was, om de kolonisten te vermaken en te voorzien van nieuws van "thuis". In deze bladen was ook plaats voor strips! Deze reflecteerden vooral de heersende opvattingen van de Nederlanders over de inheemse bevolking ("lui, dom, traag") en het klimaat ("benauwd").
Strip van Billy Cam in D'Orient
Eén zo'n blad was D'Orient, Indië's geïllustreerd weekblad, waarvoor onder andere de Amerikaanse Billy Cam tekende, die in 1935 naar Batavia was gekomen. D'Orient, Indië's geïllustreerd weekblad verscheen voor het eerst in 1923 en was een voortzetting van het blad De Zweep, opgezet door de briljante maar omstreden tijdschriftenmagnaat Dominique Willem Berretty.
In januari 1940 hield Billy Cam het in Batavia voor gezien en keerde hij terug naar de Verenigde Staten.
In D'Orient verschenen dus strips van de Amerikaan Billy Cam, die naar Indië was gekomen, maar er stonden ook geïmporteerde strips in zoals 'Flash Gordon' en 'Rimboe Jim' ('Jungle Jim') van Alex Raymond, 'Liesje Spillebeen', 'Krullekopje' ('Reg'lar Fellers' van Gene Byrnes?) en 'Tommy Smit'.
'Rimboe Jim', de vertaling van 'Jungle Jim' door Alex Raymond verscheen in D'Oriënt vanaf 1936-1937
Een ander Indonesisch tijdschrift was Jong Indië. Oorspronkelijk verscheen het tussen 1908 en 1910, met als ondertitel Een Algemeen Weekblad. Hierin schreef Ernest Douwes Dekker als Multatuli zijn 'Brieven van een barbaar uit de beschaafde wereld'. Het blad verscheen opnieuw tussen 1916 en 1920, ditmaal ondertiteld als Tijdschrift voor de Indische jeugd. Tussen 1936 en 1942 kreeg het blad een derde leven als Jong Indië, de Krant voor de Jeugd.
In Jong Indië verschenen ook strips, vaak vertaalde Britse comics zoals 'The Golden Arrow' van Reg Perrot en 'Rob the Rover' van Walter Booth.
Verder kenmerkte het blad zich door een zekere lokale gemoedelijkheid, hetgeen mag blijken uit de 'Attentie Advertenties' hiernaast, waarin Indische jongelingen elkaar bevragen op teksten en bladmuziek van populaire liedjes, buitenlandse adressen en "filmpjes" van Flipje van Tiel.
"Jongelui, die liederen van mij willen hebben worden verzocht hun naam en adres duidelijk op hun brieven te vermelden. Stuur geen porto maar foto. Anderen, die foto's van J.I.-leden verzamelen kunnen mijn foto krijgen in ruil met de hunne. Howgh. OLD SHATTERHAND"
Ook 'Mandrake' van Lee Falk en Phil Davis verscheen in Indië (al weten we niet precies in welk blad) - deze strips werden afgedrukt met zowel de Indische als de Nederlandse vertaling eromder.
De Tarzan dailies van Rex Maxon stond vanaf 13-11-1937 in het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch Indië
In de Tweede Wereldoorlog werd Indië door Japan bezet, dat het aanvankelijk wilde inlijven bij een Groot Azië, maar uiteindelijk een onafhankelijkheid onder Japans gezag beloofde. De Nederlanders op de eilanden werden vastgezet in interneringskampen. Toen de oorlog eindigde en Japan uit Indië verdween, riepen de Indonesiërs op 17 augustus 1945 de onafhankelijke staat Indonesië uit. Dit zeer tegen het verkeerde been van Nederland, waar de roep weerklonk: "Indië verloren, rampspoed geboren!". Er werden militairen gestuurd om "politionele acties" uit te voeren, waarmee de rust (en de Nederlandse heerschappij) hersteld moest worden. Deze waren echter niet succesvol en mede door internationale druk van onder andere de Verenigde Staten accepteerde Nederland in 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië. Sinds 1942 heet de Javaanse hoofdstad weer Jakarta, en niet langer Batavia.
De Onafhankelijkheidsstrijd gaf aanleiding tot kleurrijke, opruiende posters:
Spotprent op de rol van de Partij van de Arbeid in de Indonesische kwestie door Thole, verschenen als bijlage bij 'Het laatste nieuws uit Indië', 1947
In 1947 publiceerde gezondheidsorganisatie NIWIN het boekje 'Hier en Daarginds', over de lotgevallen van een soldaat in Indonesië tijdens de revolutie, met tekeningen van Jan Nieuwenhuys.
In 1948 gingen Hollandse jongens onder de wapens om de orde in Indië te herstellen. Zij kregen een hart onder de riem gestoken middels het blad Wapenbroeders, dat behalve nieuws van "thuis" ook enkele strips en cartoons bevatte. De bekendste hiervan was het duo 'Taaie & Neut', getekend door Tjalie Robinson, pseudoniem van Jan Boon, die tevens de eindredacteur van het blad was.
Tjalie Robinson, oftewel Jan Boon (1911-1974) had een Indische moeder en een Hollandse vader. Opgegroeid in het vooroorlogse Indië maakte hij de Onafhankelijkheidsstrijd mee en belandde hij daarna in Holland, waar hij de moeizame overgang maakte naar "niet-erkende minderheid". Hij was een productief schrijver die zich inzette voor zijn generatie en (gespleten) cultuur.
Wapenbroeders bevatte ook een strip van Rudy van Giffen, eveneens een tekenaar van Indische afkomst. Hij tekende 'Vliegtuig Vermist' in 1948. Later vertrok hij naar Nederland, waar hij onder de hoede kwam van Eppo Doeve en waar hij bij de Toonder Studio's gewerkt heeft.
Jan Huizinga, een tekenaar die ook voor Arendsoog werkte, maakte tijdens zijn dienst voor Wapenbroeders onder andere een serie briefkaarten.
Dat de "politionele acties" niet bepaald gemoedelijk verliepen, bewijst het stukje hiernaast, waarin gewaarschuwd wordt voor "boebie-treps". Het betreft hier een uitgave van de VPTL, Voorschrift voor de Politiek Politionele Taak van het Leger.
Matroos III Puppes, strip uit mei 1947
De illusie van het bruine leventje, door A. van Embden
Cover van het boek Tai Ping Tan uit 1925
Een bekende Indonesische striptekenaar is Sriwidjono, wiens werk in verschillende albums verscheen vanaf de jaren 60.
Cover van het stripboek 'Roma', door Sriwidjono, jaren 80
Tegenwoordig is Peter van Dongen bekend als tekenaar die op onnavolgbare wijze de geschiedenis van Nederlands-Indië in woord en beeld heeft gebracht, met zijn stripserie 'Rampokan'.
Nederlands-Indië postzegels door Peter van Dongen