Stripgeschiedenis
1930-1940 Krantenstrip
'Pietje en Wietje', van Hein Kray.
Omstreeks 1930 publiceren al veel Nederlandse kranten een stripverhaal. In 1931 verschijnen er (volgens de Kroniek van de Nederlandse Dagbladpers) in Nederland maar liefst 95 dagbladen, waarvan elf met ochtend- én avondeditie. Daarnaast bestaan er advertentiebladen, en regionale bladen die twee- of driemaal per week verschijnen. Iedere zichzelf respecterende krant heeft dan zijn eigen stripverhaal. Behalve importstrips plaatsen de dagbladen ook strips van Nederlandse tekenaars. Veel van die strips zien na verschijning in de krant ook in boekvorm het licht.
'Klaas, de zoon van den molenaar' door Henricus Kannegieter.
Kijken we bijvoorbeeld naar het Utrechts Nieuwsblad, dan zien wij in dit decennium de volgende Nederlandse strips verschijnen:
| 29-10-1931/14-12-1931 | De stoute streken van Boefie en Foefie, de rattenbengels (Van Raemdonck) |
| 15-12-1931/30-01-1932 | De Historie van Krelissie en Dirrekie (Albert Funke Küpper) |
| 30-03-1932/03-05-1932 | De reis naar het geheimzinnige eiland (Meijer) |
| 04-05-1932/06-05-1933 | De kampeerders (Wildschut) |
| 08-05-1933/31-10-1933 | De Avonturen van Wo Wang en Simmy (Piët) |
| 01-11-1933/28-04-1934 | Tom de negerjongen (Kannegieter) |
| 01-05-1934/29-10-1934 | Met de poppenkast op reis (Kannegieter) |
| 30-10-1934/27-04-1935 | Klaas, zoon van den Molenaar (Kannegieter) |
| 29-04-1935/24-10-1935 | De lotgevallen van Jimmy (Kannegieter) |
| 25-10-1935/22-04-1936 | De avonturen van Profje en Struisje |
| 24-04-1936/19-10-1936 | Van krantenjongen tot uitvinder - Thomas Alva Edison (Kannegieter) |
| 20-10-1936/16-12-1936 | Vertellingen uit 1001 Nacht (Kannegieter) |
| 17-12-1936/16-04-1937 | Tijl Uilenspiegel (Kannegieter) |
| 17-04-1937/14-10-1937 | Ab's Avonturen (Kannegieter) |
| 15-10-1937/11-04-1938 | Gulliver's Reizen (Kannegieter) |
| 12-04-1938/12-10-1938 | Spillebeen en Meelzak (Kannegieter) |
| 17-10-1938/13-02-1939 | De ongeluksvogel |
| 14-02-1939/29-05-1940 | Jan Zeedijk in Amerika (Van Neervoort) |
Aan het einde van de jaren '30 publiceert de krant ook enkele stripbewerkingen van Andersen-sprookjes, die uit Scandinavië afkomstig zijn.
'Boefie en Foefie' van Georges van Raemdonck (Utrechts Nieuwsblad, 05 november 1931).
Na een relatief onbekende dierenstrip van George van Raemdonck, het vroegste stripwerk van Frans Piët en bijdragen van Albert Funke Küpper, Gerard Wildschut en Frans Meijer, wordt het grootste gedeelte van de jaren '30 gedomineerd door Henricus Kannegieter.
'Profje en Struisje' (Utrechts Nieuwsblad, 14 april 1936).


Alhoewel er vrij weinig over hem bekend is, heeft Kannegieter dus een behoorlijk stripoeuvre op zijn naam staan. Meer dan 25 strips verschenen er van zijn hand in allerlei regionale kranten en weekbladen. 'Tom de Negerjongen' verscheen bijvoorbeeld ook in de Amersfoortse Courant, 'Ab's Avonturen' en 'Gulliver's Reizen' vinden we ook terug in de Gooi en Eemlander en 'Klaas, de zoon van de molenaar' stond ook in De Standaard.
'Gulliver's Reizen' (Utrechts Nieuwsblad, 15 oktober 1937).
Strips van Kannegieter die niet in het Utrechts Nieuwsblad, maar wel in andere kranten stonden zijn 'Van Rommelzak en Hobbeltje' in Amersfoortse Courant (1932/1933) en 'Flip en Dik Krentenmik' in Zonneschijn (1939/1940).
Maar de belangrijkste Nederlandse tekenaar is in deze periode toch wel de voormalige onderwijzer Gerrit Th. Rotman, maker van onder andere de populaire 'Snuffelgraag en Knagelijntje' (1927-1928). Rotman haalt met strips als 'Pietje Pluis en Jantje Joppe', 'Brammetje Flapoor', 'Jantje Welgemoed', 'Prinsesje Sterremuur' en 'Mijnheer Pimpelmans' (1927) een ongekende productiviteit en ziet daarnaast zijn strips geplaatst in vele buitenlandse kranten.

Hiernaast de aankondiging van 'Wo-Wang en Simmy' uit het Haarlems Dagblad van 5 april 1933.

Albert Funke Küpper neemt in 1927 de krantenstrip (plaatjes-serie, zoals dat toen genoemd werd) 'Snuffelgraag en Knagelijntje' over van Gerrit Rotman, die na onenigheid met het blad Voorwaarts de strip verlaten had.

De populariteit van de strip bereikt zijn hoogtepunt wanneer Flippie Flink in levende lijve in Amsterdam door zijn fans wordt begroet, naar aanleiding van een toneelvoorstelling over zijn leven, met niemand minder dan Corry Vonk in de hoofdrol. Het idee was beïnvloed door soortgelijke stunts met Hergé's held 'Kuifje' in 1929 en 1930 in Brussel. Lees hier meer over deze voorstelling.


Op 25 mei 1934 verschijnt 'Thijs IJs' in verschillende dagbladen. Deze jonge ijsbeer van Marten Toonder is bedoeld om 'Bruintje Beer' te vervangen toen de rechten daarvan exclusief van het Algemeen Handelsblad waren geworden. De strip bestaat uit één dagelijks plaatje, twee kolommen breed, met een tekst die als proza achter elkaar is gezet, maar waarin de zinnen toch rijmen. De plaatjes zijn aanvankelijk gesigneerd met 'Toonder', later 'M. T.' (net als Mary Tourtel!), en nog later verdwijnt elke aanduiding van de maker, omdat hij de strip eigenlijk illegaal deed daar hij sinds 30 oktober 1933 in vaste dienst was bij de N.V. Nederlandsche Rotogravure Mij. te Leiden. Om de overgang van Bruintje Beer naar Thijs IJs voor de lezers te versoepelen, wordt hij geïntroduceerd als verre neef van Bruintje.
"Thijs IJs, een verre neef van Bruintje Beer, liep op zijn grote ijsschots heen en weer en dacht 'Het is niet waar, hij kan't niet meenen!' Hij kreeg - dat moet je weten, zoo juist bericht dat neefje Bruin voor altijd was verdwenen. 'Maar ja,' vond Thijs, 'hij schrijft het zelf, dus is het waar. Wat moeten nu die menschen? Zij hielden veel van hem, maar zullen toch wel nieuwe avonturen wenschen. Zeg - weet je wat? Ik zal, als Witte Beer, hun iets van mijn belevingen verhalen!' En vlug pakt Thijs zijn bullen bij elkaar en gaat naar Nederland, zonder ook nog maar een dag te dralen.'

Een strip die velen zich met weemoed zullen herinneren is 'Het Betoverde Bos' van Greta Badenhuizen (links), die in 1935 in het Groninger Dagblad en Nieuwsblad de Zaanlander verschijnt. In 1939, ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Staats Spoorwegen, wordt er een album van de krantenstrip 'Opa Bol van den 'IJzeren knol' (rechts) uitgegeven. De tekenaar van dit werkje is helaas onbekend gebleven.
De tekenaar Joe Sten (pseudoniem van tekenfilmpionier George Debels, samengesteld uit de naam van zijn vrouw, Johanna Stenacker) maakte de strip 'PAM', die onder andere verschijnt in de Amersfoortse Courant van 1939 tot 1941. Van deze strip zijn twee albums verschenen: 'PAM's Wonderlijke Avonturen' en 'PAM bij de Maanapen'. De cover van dit tweede album werd getekend door Simon Bout, die destijds werkzaam was bij PAX Holland, de uitgever.

De tekenaar Hein Kray was ook zeer actief vanaf de jaren dertig. Zijn strips, waarvan de eerste 'Per Vliegmachine de Wereld Rond' heette, verschenen in vele lokale kranten. Sommige ervan, zoals 'Pikkie en Goudglansje' (1936), 'Baas Blaas, de Tielse Kruidenier' (1938-40), 'Davina's Eekhoorntje' (1946) en 'Koos de Fantast' (1951) waren geschreven door zijn vrouw, To van Thiel. Hierboven 'De Lotgevallen van Pietje en Wietje'. Ook in deze strip maken wij kennis met het fenomeen "pindachinees". De Chinezen die in Nederland hun zeemansbestaan hadden moeten opgegeven, moesten vaak in hun levensonderhoud voorzien door de verkoop van pinda's.

Van 15 juli 1938 t/m 7 januari 1939 publiceerde Ernst Felder in De Standaard de strip 'Het Verhaal van Jan Joris die zoo graag in de Gouden Koets rijden wou' op tekst van Jo Kalmijn-Spierenburg. Zoals in deze krant meer voorkwam, had de strip zowel boven als onder de plaatjes tekst.

In de jeugdbijlage van Het Vaderland tekent Jac. H. Molier (Koos Molier) verscheidene tekststrips. In 1935 verschijnt 'De Wonderlijke Uitvindingen van Meneer Vliegwiel'. Deze science fiction strip (waarschijnlijk de eerste van Nederlandse bodem!) werd gevolgd door de strip 'De Lotgevallen van Mijnheer Adriaan'. Koos Molier schreef en tekende tevens de kinderboeken 'Appie van Gelder' en 'Jan Perseijn'. 'Mijnheer Adriaan' verscheen ook in boekvorm bij uitgeverij De Combinatie in Rotterdam.
Een laatste krantenstrip die hier vermelding verdient, is 'In de Soete Suikerbol', van W.G. van de Hulst (1934), voor het eerst gepubliceerd in De Standaard in 1934. Deze serie bleef gedurende vele jaren een grote aantrekkingskracht op met name de jongere lezers uitoefenen.

Ook Rotman gaat in deze periode stug door met het maken van strips. Hoewel bovenstaand plaatje anders doet vermoeden, zijn Rotmans strips doorgaans druk bevolkt met zowel mensen als dieren. Het gebouw in de strook hierboven is het stadhuis van Middelburg.

De tekenaar Jo Spier verzorgde deze getekende column voor De Telegraaf.
Meer over toneelbewerkingen van stripverhalen en het schimmenspel





























