Stripgeschiedenis
1920-1930 Tijdschriften
Kopje voor Ons Eigen Tijdschrift van de chocoladefabrieken van Van Houten in Weesp,
getekend door Freddie Langeler in 1925.
Voor de jeugd die opgroeide in de jaren 1920 ging een wereld aan beeld- en leesmateriaal open. Verschillende kranten, tijdschriften en commerciële bedrijven ontdekten in de nieuwe generatie een nieuwe markt - wie de aandacht van de kinderen wist te vangen, kreeg immers ook de ouders mee. Ook zag deze tijd een opkomst aan jongens- en meisjesboeken. Op het gebied van strips werden de koters ook rijk bediend - al is het vaak moeilijk om een strikt onderscheid aan te brengen tussen striptijdschriften, rijk geïllustreerde kindertijdschriften en jeugdbijlagen van kranten. Er was in ieder geval een groot nieuw aanbod aan beeldend materiaal, al dan niet verhalend, zowel van binnenlandse als van buitenlandse makelij.
Het eerste Nederlandse stripblad is Het Dubbeltje, Geïllustreerd Weekblad voor de Jeugd en het Huisgezin. Het blad, een uitgave van de firma Excelsior, verscheen voor het eerst op 13 augustus 1922. Het bevatte, naast geïllustreerde verhalen, veel strips die overgenomen waren uit Engelse comic-papers, zoals 'Charlie Chaplin, de Kinema-Koning', en Frans werk, onder andere van Benjamin Rabier. Druktechnisch was het tijdschrift prima verzorgd en voorzien van een kleurenomslag. Wellicht was de prijs (een dubbeltje) voor die tijd wat aan de hoge kant: het blad bleef nog geen tweeënhalf jaar bestaan en ging toen (waarschijnlijk) over in het blad Piccolo. Of ook Nederlandse tekenaars eraan hebben meegewerkt, is moeilijk na te gaan, omdat het meeste werk niet gesigneerd was.
Vanaf 1922 werd de jeugd getrakteerd op het prachtige blad Voor De Jeugd, waar op pagina 3 steevast 'Plaatjes Zonder Praatjes' werden gepresenteerd. Dit anonieme, waarschijnlijk buitenlandse werk was vrijwel het enige beeldverhaal dat het blad rijk was.
Drukkerij de Spaarnestad bracht al sinds 1915 het Kleuterblaadje, tijdschrift voor Kinderen van Zes tot Tien Jaar uit - een titel die aangeeft hoezeer de definitie van "kleuter" in bijna honderd jaar veranderd is. Dit blad was het kleine broertje van Het Weekblaadje voor de Roomsche Jeugd, en is de voorloper van het tijdschrift OKKI. In ieder Kleuterblaadje stond wel een stripverhaal, vaak overgenomen uit Duitse of Franse tijdschriften uit die tijd. Vaak worden ze ook door eigen tekenaars schaamteloos gekopieerd of overgetrokken.
Stripje uit een nummer van Kleuterblaadje uit 1925
De Humorist van de Week, later simpelweg afgekort tot De Humorist, is een bijvoegsel dat vanaf het einde van de jaren twintig als supplement bij verschillende tijdschriften verschijnt, onder andere de Panorama, Het Nieuwsblad van het Noorden en in Vlaanderen bij De Stad Antwerpen.
De Humorist bevatte sporadisch strips, meest van buitenlandse makelij, zoals 'Sjors, voorzitter van de Rebellenclub' (van Martin Branner), 'Adamson' (van Oscar Jacobsson) en 'Loutje en Loetje' ('Zig et Puce' van Alain Saint-Ogan).
Twee voorplaten van Zonneschijn door Rie Cramer.
Zonneschijn - Tijdschrift voor de Jeugd verscheen voor het eerst in 1924. Aan dit blad waren veel beroemde illustratoren verbonden, zoals Rie Cramer, Anton Pieck, Jan Wiegman, George van Raemdonck en Freddie Langeler. De ontwerpen van het logo en de rubriekhoofden zijn van de hand van Jan Kraan.
Zonneschijn voorplaten door D. Midderigh-Bokhorst (links) en Ella Riemersma (rechts).
Eén van de beroemdste illustratoren van Zonneschijn was Anton Pieck, die in deze periode zijn mooiste werk maakt.
H. de Hoog schreef en tekende voor Zonneschijn 'De Avonturen van Slok en Brok' (linksboven en hiernaast). Freddie Langeler leverde illustraties (rechtsboven). Henri Verstijnen maakte 'Spitsmuis en Tapir' (onder).
"Vriend Spitsmuis betreurde dan ook al gauw zijn keus. En viel tot overmaat van ramp, nog leelijk op zijn neus."
Blue Band - Tijdschrift voor het Huisgezin was uiteraard een uitgave van de margarinefabrieken. Het kende veel rubrieken met huishoudelijke raadgevingen en recepten die men met deze botervervanger kon bereiden. Ook bevatte het strips, en niet van de minste tekenaars en schrijvers. Zo publiceerden A.M. de Jong en George van Raemdonck hier hun strip 'Appelsnoet en Goudbaard' (1925-1927). Nora Schnitzler illustreerde, evenals Jo Daemen. Ton van Tast leverde zijn toekomstvisioenen in stripvorm en Job Denijs maakte de fantastische avonturen van Pietje. Daarnaast bevatte Blue Band ook strips uit het buitenland.
Ton van Tast (Anton van der Valk) beschrijft in deze strip uit 1926 duidelijk de werking van de webcam.
'Appelsnoet en Goudbaard' van A.M. de Jong en George van Raemdonck was een merkwaardige strip, met een mengeling van fantasie en realisme, die in al zijn sprookjesachtigheid af en toe behoorlijk angstaanjagend overkwam.
Het sjieke blad Jong Nederland, Weekblad voor Hollandsche Jongens en Meisjes, verscheen vanaf 1916, en het beeldmateriaal dat we erin aantreffen is voornamelijk van de hand van Daan Hoeksema. Het Vlaamse zusterblad had een identieke inhoud en droeg de naam Na De School.
Niet alleen tekende Daan Hoeksema prachtige covers en vrijwel alle illustraties, men kon ook wekelijks genieten van de strip 'De Vroolijke Avonturen van twee Kwaje Apen Pimmy en Jimmy' (1928-1929).
Vanaf 1923 kon de Nederlandse petroleum-gebruiker, naast de broodnodige olie voor de kachel, via zijn olieman het blad De Automaat bekomen, waarin P. Koenen de lezer op de hoogte hield van de wederwaardigheden van ons zwarte vriendje Pijpje Drop.
"Hoe 't ons 'Pijpje Drop' vergaat, Staat in de volgende 'Automaat'" - deze tekst was, met enige variatie, al in de jaren twintig een gevleugelde uiprukking.
Slechts enkele nummers zijn bekend van het "glossy" maandblad Stavast, met een groot aantal avontuurlijke verhalen. De strips behoren, evenals nevenstaande omslag, tot het oudste werk van Hans Borrebach. Ook Jan Lutz leverde bijdragen, waaronder onderstaand schaatsavontuur.
Het blad De Kindervriend was afkomstig uit België, maar was ook in Nederland voor 10 cent te koop. Het bevatte vooral ongesigneerde strips uit het buitenland (Frankrijk, Engeland) en werd op groot formaat gepubliceerd.