Stripgeschiedenis
Piet Wijn
Douwe Dabbert - 'Het Monster van het Mistmeer' (1978).
Piet Wijn was een veelzijdig striptekenaar, bekend om zijn poëtische stijl. Zijn verhalen spelen zich af in historische tijdsperiodes of fantasiewerelden, maar in veel gevallen een combinatie van deze twee. Hij is samen met Thom Roep vooral bekend als mede-bedenker van de magische dwerg 'Douwe Dabbert' (1975-2001) voor Donald Duck, maar had in de decennia ervoor al zijn stempel op de Nederlandse strip gedrukt met reeksen als 'Aram van de Eilanden' (1951-1960) en 'Puk en Poppedijn' (1964-1974). Jarenlang tekende hij bovendien een anoniem voor reeksen van Marten Toonder, zoals 'Koning Hollewijn' (1959-1971), 'Panda' (1970-1986) en 'Tom Poes' (1971-1986).
Jonge jaren en vroege carrière
Pieter Cornelis Wijn werd op 17 mei 1929 in Hilversum geboren. Hij kreeg les op het Rec's Tekeninstituut aan het Amsterdamse Frekeriksplein, waar Gerard van Straaten een van zijn medestudenten was. Hij groeide op met krantenstrips als 'Bruintje Beer' van Mary Tourtel en 'Popeye' van E.C. Segar. Andere vroege invloeden op zijn tekenstijl waren de stripauteurs Hans G. Kresse en Hal Foster, en illustratoren als Arthur Rackham, Edmond Dulac en Ivan Bilibin. In zijn latere leven had hij ook bewondering voor collegatekenaars als Georges Mazure en Fred Julsing, terwijl Alex Raymond, Jean Giraud, Will Eisner en Jack Davis ook als belangrijke inspiratiebronnen golden. Wijns handelsmerk - knoestige bomen - was grotendeels geïnspireerd door landschapschilder Barend Hendrik Koekkoek. In 1953 vestigde Wijn zich in Den Haag, waar hij twee jaar later trouwde.
'Als Engelen Zingen', een kerstliedjesboek met illustraties door Piet Wijn.
Marten Toonder
Zijn tekencarrière was hij in 1947 begonnen. Zijn eerste opdrachten waren coverillustraties voor drie boeken met bladmuziek, in Amsterdam uitgegeven door Broekmans en Van Poppel. Kort hierna begon hij zijn samenwerking met de Toonder Studio's in Amsterdam. Hij werkte aanvankelijk als "inbetweener" op de animatieafdeling, waarbij hij vooral reclamefilms maakte. Wijn werkte bijvoorbeeld mee aan een reclamespotje voor Philips met Marten Toonders personages 'Tom Poes' en 'Heer Bommel'.
'De Zwarte Hertog' (Tom Poes Weekblad, 4 augustus 1948).
Datzelfde jaar verhuisde hij naar de stripstudio. Dit was vlak na de lancering van Tom Poes Weekblad, een slechts kort bestaand stripblad rond Toonders creaties, dat ook plek bood voor eigen werk van de studiomedewerkers. Na enkele illustraties tekende hij een aantal historische verhalen in samenwerking met schrijver Waling Dijkstra. Het eerste, 'De Zwarte Hertog' (1948), verscheen in klassieke krantenstripvorm, met tekstblokken onder de stripplaatjes. Deze eerste poging werd gevolgd door 'De Moorse Tovenaar' (1948-1949), 'Manuello Y Gonza' (1948)1949) en 'Verowin' (1949-1951).
Terwijl 'Manuello Y Gonza' Wijns eerste ballonstrip was, werden de andere twee in de traditie van Hal Fosters 'Prince Valiant' gemaakt, met beschrijvende teksten binnen de stripplaatjes. Toonders syndicatiemanager Ton de Zwaan zorgde dat deze strips ook aan andere publicaties werden doorverkocht. Alle verhalen verschenen in Pum-Pum (1951-1953), een stripweekblad dat aan de Vlaamse krant Het Laatste Nieuws verbonden was. 'Verowin' verscheen verder in 't Kapoentje (1950), Week in Beeld (1951-1952) en Eva (1956-1957). Een obscuurder werk in Piet Wijns oeuvre is de krantenstrip 'Don Dixon'. Het is onbekend waar en of dit misdaadverhaal ooit is gepubliceerd, maar het verscheen in ieder geval in een catalogus die Nico Noordermeer in 1977 voor een striptentoonstelling in Leeuwarden samenstelde.
'Verowin' (Tom Poes Weekblad 10, 1951).
Aram van de Eilanden
Tegen 1949 was Wijn een freelance medewerker voor de Toonder Studio's. Zijn laatste creatie met Waling Dijkstra was de tekststrip 'Aram van de Eilanden' (1950). Ze verscheen in het laatste jaargang van Tom Poes Weekblad, maar werd ook als krantenstrip gesyndiceerd naar kranten als Het Nieuws Van De Dag (België), waar de publicatie op 8 juni 1950 begon. Toen Ton de Zwaan in 1954 Toonder verliet om zijn eigen Swan Features Syndicate op te richten waren Piet Wijn, Henk Sprenger en Hans G. Kresse de tekenaars die hem volgden. Vanaf dat moment schreef Wijn de 'Aram' verhalen zelf.
Aram - 'Het Zwaard van Palermo' (boekpublicatie 1954).
De reeks volgde in de maalstroom van 'Eric de Noorman', de populaire historische held van Hans G. Kresse. Zijn avonturen spelen zich af tijdens de middeleeuwen, en zaten vol duistere, mysterieuze gebieden en eeuwenoude beschavingen, geleid door sinistere magiërs en hun helpers. 'Aram van de Eilanden' was de reeks die Wijns handelsmerk introduceerde: magische avonturen in historische settings. Tot 1961 werden 39 verhalen naar regionale en internationale kranten verspreid. De strip verscheen ook in het Frans, Spaans en de Scandinavische talen, evenals in Belgische publicaties. In 1956 en 1957 werden vier verhalen echter niet door Wijn gemaakt, maar door zijn vervanger Henk Alleman. Nevada publiceerde in 1952 vier boeken van 'Aram van de Eilanden'. Een extra reeks van vier oblongboeken werd tussen 1954 en 1955 door Neerlandia uitgebracht.
'Aram en de Gulden Steen' (1953).
Frank, de Vliegende Hollander
In 1956-1957 verliet Piet Wijn 'Aram' om een nieuwe strip voor de krant Het Parool te maken. Pieter Kuhn onderbrak de avonturen van zijn populaire zeeman 'Kapitein Rob' even, en de krant was op zoek naar een vervanger. Wijn en Parool-journalist Evert Werkman - die ook nog voor 'Kapitein Rob' had geschreven - maakten samen 'Frank, de Vliegende Hollander' (4 april 1955 - 1 september 1956). Wijn keek met weinig plezier terug naar deze strip, omdat hij de heldhaftige piloot te eendimensionaal vond en de verhalen te technisch. Hij liet de serie na een jaar vallen en keerde terug naar de fantasierijke werelden van 'Aram van de Eilanden', hoewel gezegd moet worden dat de latere 'Aram' verhalen realistischer van aard waren. Kuhn keerde met 'Kapitein Rob' terug naar Het Parool, maar in de late jaren 1950 maakte Martin Lodewijk nog zes extra verhalen rond 'Frank, de Vliegende Hollander'. Deze verschenen niet in Het Parool, maar enkel in Scandinavische bladen.
'Frank, de Vliegende Hollander' (1955-1956).
Stripbewerkingen
Naast 'Aram' tekende Wijn tussen 1957 en 1958 ook stripbewerkingen van klassieke kinderboeken voor de socialistische krant Het Vrije Volk. De eerste was 'De Scheepsjongens van Bontekoe' van Johan Fabricius in 270 strookjes van 24 december 1957 tot 11 november 1958. Deze werd van 12 november 1958 tot 5 september 1959 gevolgd door Hector Malots 'Alleen op de Wereld' in 249 strookjes. De adaptaties waren van de hand van Hans Jacobs, een redacteur van de krant. Beide verhalen liepen ook in het Rotterdamsch Nieuwsblad. Opmerkelijk aan deze twee adaptaties is dat het ballonstrips zijn, terwijl Piet Wijn de tekststripvorm verkoos.
'De Scheepsjongens van Bontekoe' (Het Vrije Volk, 14 augustus 1958).
In 1956 illustreerde Piet Wijn de educatieve boekenreeks 'Mannen van Naam' door Aart Grimme en Klaas Norel voor Wolters-Noordhoff in Groningen. De boeken gingen over beroemde personen uit de nationale geschiedenis en waren bestemd voor christelijke basisscholen. Hiervoor maakte Piet Wijn ook enkele illustraties voor de bladen Libelle (1950) en Revue (1951-1952).
Illustratie voor Revue (1953).
Olidin
Tussen 1959 en 1961 was Piet Wijn van de partij in Olidin, het jeugdblad van Shell. Hij bedacht twee verhalen met het personage 'Dick Durfal' ('Dick Durfal en het oog van Shiva' en 'Dick Durfal en de Kale Jonker', 1960-1961), terwijl het blad ook zijn vroege werk 'De Zwarte Hertog' (1959-1960) herdrukte.
Koning Hollewijn - 'De Gouddorst' (1968).
Toonder (2)
Rond 1960 verliet Wijn De Zwaan en keerde hij terug naar freelance werk voor de Toonder Studio's. Vijfentwintig jaar lang was hij een anonieme tekenaar voor verschillende van Marten Toonders creaties. Kennelijk werkte Wijn al sinds eind 1959 aan Toonders 'Koning Hollewijn'. Volgens Hans Matla gebeurde dit vanaf het verhaal 'De Ronde Tafel', meerbepaald strook 1725. Hij bleef voor De Telegraaf de volledige verhalen van deze politieke satire tekenen tot de laatste aflevering in 1971 (van 'De Revolutie' tot 'Het einde van Koudewater'). De verhalen werden tot 1965 geschreven door Lo Hartog van Banda, waarna Marten Toonder en zijn zoon Eiso het overnamen. Net als alle bij andere Toonder-producties sprongen in die tijd soms andere tekenaars in om de tekenaar te ondersteunen of tijdelijk te vervangen. Tijdens Wijns periode hebben ook Jan Wesseling en Fred Julsing aan deze strip gewerkt.
'Holle Pinkel en de Wenslucifers' (De Spiegel, 1964).
Holle Pinkel
Een andere vroege klus tijdens zijn tweede Toonder-periode was de 'Holle Pinkel' strip (1962-1964). Deze verhalen over een antropomorf konijn in een dierenbos werden vanaf 1960 bedacht en geschreven door Andries Brandt. 'Holle Pinkel' verscheen twee jaar lang in lokale kranten als De Leeuwarder Courant, totdat Piet Wijn halverwege 1962 de tekeningen overnam. Brandt bleef de verhalen schrijven tot de krantenstrip een jaar later opgedoekt werd. Wijn schreef en tekende in 1963 en 1964 nog drie extra verhalen voor het christelijke weekblad De Spiegel.
Puk en Poppedijn - 'Koning Winter' (1966-1967).
Puk en Poppedijn
Hij voorzag De Spiegel vervolgens met een eigen creatie: 'Puk en Poppedijn', een charmante en betoverende familiestrip, verteld uit het oogpunt van een kind. Puk en Poppedijn zijn twee 18de eeuwse kinderen die spannende avonturen beleven met vriendelijke heksen, elfen, gemene kabouters en andere sprookjesfiguren. De volwassenen geloven echter geen woord van hun ervaringen en hebben voor alles een logische verklaring. Na achttien gepubliceerde verhalen werd het blad De Spiegel in 1972 opgedoekt. Gelukkig had Wijn de kans om zijn geliefde personages te laten herleven in Prinses, een vrouwenweekblad van dezelfde uitgever (Zomer & Keuning). Nog eens negen verhalen verschenen tussen 1972 en 1974. Een groot deel van de uitstraling van 'Puk en Poppedijn' moet worden toegewezen aan de prachtige inkleuring van Wim Lensen. De meeste originele tekeningen gingen echter op 10 januari 1971 verloren bij een kasteelbrand te Nederhorst den Berg, waar de Toonder Studio's destijds ondergebracht waren. Lensen had de pagina's net uit de kluis gehaald om het één en ander te herordenen toen het noodlot toesloeg. De arme man is deze ervaring mentaal nooit volledig te boven gekomen...
Typisch tekenwerk van Piet Wijn in een 'Kappie' verhaal uit 1962, waarvan Dick Vlottes de reguliere tekenaar was. Een soortgelijk ijsschip zou later in een 'Douwe Dabbert' verhaal gebruikt worden.
Kappie
Tussen 1970 en 1972 tekende Piet Wijn ook de laatste twaalf avonturen van Marten Toonders zeeman 'Kappie' en zijn sleepboot, voor het Algemeen Dagblad geschreven door Eiso Toonder. Hij had Dick Vlottes al in de jaren 1960 geholpen met enkele oudere verhalen.
Panda - 'De Verdorster' (1972).
Panda
Wijn was echter het langst verbonden aan de grappige dierenstrip 'Panda'. Hij volgde in 1970 Jan van Haasteren op en bleef tot 1986 de avonturen van deze slimme panda tekenen. weer werden de meeste verhalen door Eiso Toonder geschreven, alhoewel Wijn vanaf eind jaren 1970 zelf de plots begon te bedenken. De fantasierijke wereld van de strip is grotendeels dezelfde als die van Marten Toonders bekendste creatie, 'Tom Poes'. De hoofdslechterik, Joris Goedbloed, verschijnt zelfs in beide reeksen. Alhoewel Marten Toonder voornamelijk herinnerd wordt om 'Tom Poes', was 'Panda' het grootste exportproduct van de studio. De strip verscheen in vele internationale kranten, waarbij de afleveringen werden omgevormd van een typisch Nederlandse tekststrip tot een ballonstrip. Wijn had een hekel aan deze aanpassingen, omdat volgens hem de ballonnen de compositie verknoeiden. Het verhaal 'De Ongelukszoeker' (1977) betekende de volledige overgang van tekststrip naar ballonstrip. In Nederland verscheen 'Panda' vooral in plaatselijke en regionale kranten, waaronder het Nieuwsblad van het Noorden. Piet Wijn werd na de dood van zijn opvolger Jaap Lamberton in 1991 opnieuw gevraagd om de laatste 'Panda' strips af te werken. Wijn beëindigde zodoende de langlopende reeks waar hij zich 16 jaar lang aan had toegewijd. Het was verder de laatste Toonder-strip die uit de kranten verdween. Het laatste 'Tom Poes' krantenverhaal dateerde van 1986.
'Panda en de Meester-koekenbakker' (1982).
Tom Poes
Marten Toonder gaf toe dat vooral zijn medewerkers verantwoordelijk waren voor 'Panda', 'Hollewijn' en 'Kappie', maar zei altijd dat hij "Tom Poes voor zichzelf hield." Hoewel het klopt dat Toonder na zijn verhuizing naar Ierland in 1965 de meeste verhalen zelf schreef, werden de potloodtekeningen nog altijd door tekenaars in Nederland gemaakt. Nadat Wijn in 1971 Fred Julsing verving werd hij de medewerker die de serie het langst zou tekenen. Hij schetste in alle discretie bijna alle verhalen tot de laatste in 1986, terwijl Marten Toonder na eventuele aanpassingen het intwerk voor zijn rekening nam. Piet Wijn had al wat potloodschetsen aan vroegere verhalen bijgedragen, zoals 'De Wilde Wagen' (1963) en 'De Blijdschapper' (1970). Wijns stijl leende zich goed voor Marten Toonders magische verhalen, die meer en meer beïnvloed werden door de Ierse landschappen en legendes. De altijd loyale Wijn vond het niet erg in de schaduw van zijn meester te staan en zou zijn rol bij de 'Tom Poes'-strips pas later erkend zien. Tijdens de jaren 1970 en 1980 voorzag hij ook de eerste 21 delen van Oberons albumreeks van de 'Tom Poes' ballonstrip uit Donald Duck van covertekeningen.
De Goeroe
Zowel Piet Wijn, Terry Willers als Marten Toonder hadden tekeningen en achtergronden gemaakt voor het personage 'De Goeroe'. Eiso Toonder stelde uit deze stock-tekeninen een nieuwe dagelijkse strip samen, die van 4 september 1970 tot 26 november 1980 in zowel in De Telegraaf als in The Irish Times verscheen. Hij maakte deze collagestrip onder het pseudoniem Peter Abel. Verschillende gags waren bijdragen van de Ierse cartoonist Peter Bruce.
Tom Poes en Heer Bommel - 'De Krookfilm' (1973).
Status in de vroege jaren 1970
Begin jaren 1970 was Piet Wijn één van de meest getalenteerde Nederlandse stripmakers en toch bleef hij grotendeels onbekend. Dit lag deels aan zijn eigen bescheidenheid, maar ook aan het feit dat veel van zijn producties ofwel anoniem ofwel voor zogenaamde special interest publicaties gemaakt werden. Het duurde tot de jaren 1980 alvorens Nico Noordermeers uitgeverij De Lijn veel van het vroege werk van de tekenaar in boekvorm uitbracht. De waardering voor en bekendheid van Piet Wijns werk nam toe toen hij in de jaren 1970 zijn samenwerking met de jeugdbladen van uitgeverij Oberon begon.
Tina
Tussen 1973 en 1986 illustreerde hij verschillende melodramatische stripverhalen voor het meidenblad Tina. Zijn eerste bijdrage waren de avonturen van 'Jennifer Scott' (1973-1975). Andries Brandt schreef de verhalen, die zich afspelen in landelijk Oregon tijdens de Amerikaanse pioniersperiode. De heldin is een meisje uit de hogere klasse, die voor haar boze tante vlucht en haar vader probeert te vinden, die onterecht van een bankoverval beschuldigd wordt. Samen met Patty Klein maakte Wijn in 1976 een adaptatie van Johanna Spyri's roman 'Heidi'. Het vervolg, 'Heidi en Peter', werd in hetzelfde jaar gepubliceerd. In 1977 en 1978 maakte Wijn met Paul Deckers vijf avonturen rond de 17de eeuwse piratendochter 'Gloria van Goes'.
Daarop volgden vier avonturen van 'Maartje' (1979-1985), die zich in een eigentijdse setting afspeelden. Maartje is een alledaags meisje dat zich graag in de natuur verschuilt om aan de stad en haar problemen te ontvluchten. De verhalen werden geschreven door Tina-redactrices als Rudy Jansen en Marjolein Winkel. Verder maakte Piet Wijn voor Tina een nieuwe bewerking van Hector Malots 'Sans Famille' ('Alleen op de Wereld', 1979-1980), die in 1998 in Donald Duck herdrukt werd. Hij illustreerde tenslotte het spannende verhaal 'De Wachter van Maartensuys' (1982-1983) van Donne Avenell, over een mysterieus huis in de Nederlandse duinen. Veel van Piet Wijns werk voor Tina werd in zwart-wit door De Lijn in boekvorm uitgegeven, of in kleur in Oberon's 'Tina Topstrip' collectie opgenomen. Piet Wijn was eveneens present in Tina's spin-off Tina Club met een stripversie van het sprookje 'De Notenkraker' (1974) van Ernst Hoffmann.
'Maartje in de Biesbos' (1980).
Grote Boze Wolf
Piet Wijn bleek vooral een opvallende blijver in Donald Duck. Al in 1968 en 1969 was hij betrokken bij de productie van Disney-strips bij de Toonder Studio's. Hij tekende 12 verhalen met Walt Disney's 'Grote Boze Wolf' en drie met het indiaantje 'Hiawatha'. Een extra wolvenverhaal werd in 1967 rechtstreeks gemaakt voor de Walt Disney Studios in de VS, die strips lieten produceren voor hun verschillende licentienemers.
'Grote Boze Wolf' verhaal uit Donald Duck 23 van 1969.
Douwe Dabbert
Piet Wijns bekendste werk voor Donald Duck was echter een originele creatie. In 1974 werd hij door redacteur Thom Roep gecontacteerd vanwege enkele sprookjesachtige illustraties die hij ooit naar het kleuterblad Bobo had gestuurd. De tekeningen waren nooit gebruikt, maar Roep zag iets in een witbaardige dwerg die Wijn had afgebeeld. Wijn en Roep bedachten een eenmalig verhaal over de verwende prinses Pauline ('De Verwende Prinses', 1975), waarin deze dwerg een brijrol speelde. Het werd zo goed ontvangen dat 'Douwe Dabbert', zoals het personage heette, zijn eigen reeks kreeg.
Douwe Dabbert - 'Het Verborgen Dierenrijk' (1975).
Douwe Dabbert is een wijze dwerg die een magische knapzak bezit. Zijn alliteratieve naam werd gekozen in lijn met de figuren uit de Disney strips. Hoewel de strip teruggreep naar oudere Nederlandse kabouterverhalen, zoals Dick Laan en Rein van Looy's 'Pinkeltje', Jean Dulieu's 'Paulus de Boskabouter' en Phiny Dicks 'Olle Kapoen', was Roep en Wijns creatie toch iets totaal anders. Veel avonturen ademen een zeventiende eeuwse sfeer uit; die van de Nederlandse Gouden Eeuw. Sommige verhalen zijn historisch realistisch, anderen zijn eerder fantasierijk van aard, met optredens van heksen, antropomorfe dieren en boze tovenaars. Wijn bracht alles tot leven in zeer gedetailleerde en sfeervolle tekeningen die Douwe naar alle uithoeken van de aarde brachten.
Douwe Dabbert - 'De Zwarte Kimono' (1995).
Opmerkelijk aan de creatieve samenwerking tussen Thom Roep en Piet Wijn was dat Roep destijds amper 22 jaar oud was en Wijn al 45. Ondanks hun leeftijdsverschil vonden ze makkelijk aansluiting door hun liefde voor fantasy, geschiedenis en de strips van 'Bruintje Beer' door Mary Tourtel, de romans van W.G. van de Hulst en het tekenwerk van Carl von Spitzweg, Nicolas Dear en Wilhelm Hauff. 'Douwe Dabbert' bleek populair bij lezers en blijft, afgezien natuurlijk van de Disney-strips, de meest herkenbare stripreeks uit Donald Duck. De reeks werd zelfs populair in het buitenland, opnieuw een zeldzame prestatie voor een non-Disneystrip in een Disney-blad. 'Douwe Dabbert' verscheen in het Engels ('Danny Doodle'), Duits ('Timpe Tampert'), Luxemburgs ('Nicky Bommel'), Zweeds ('Teobald'), Spaans ('Bermudillo'), Portugees en Pools ('Daniel Dudek'), maar was nergens zo populair als in Denemarken. In tegenstelling tot andere landen werden alle verhalen van 'Douwe Dabbert' in het Deens vertaald, waar het personage bekend staat als 'Gammelpot'. In Indonesië werden verschillende bootlegverhalen met Douwe Dabbert ('Pak Janggut') uitgebracht, waarvan Roep en de erfgenamen van Piet Wijn het bestaan pas ontdekten toen ze werden ingevoerd op de catalogussite Catawiki.
'Voor de kleutertjes' (De Vrije Ballooen 3, 1976).
Voor de Kleutertjes
Naast 'Douwe Dabbert' en de Toonder-reeksen 'Tom Poes' en 'Panda' vond Piet Wijn nog tijd voor andere projecten. In een compleet andere stijl illustreerde hij een nogal cynische strip door Andries Brandt, 'Voor de Kleutertjes', die in 1975 in het derde nummer van het alternatieve stripblad De Vrije Balloen verscheen.
Annemoon en andere kinderstrips
Voor het kleuterblad Okki maakten Piet Wijn en Patty Klein de poëtische en tekstloze strip 'Annemoon' (1980-1982), over een meisje dat op haar bed door een magisch land zeilt, vliegt en rijdt. Piet Wijn heeft ook voor Jippo tekstverhalen over trollen door Hans Hoekstra en Patty Klein geïllustreerd. Verder voorzag Wijn het tekenwerk voor het verhaal 'Het rijk der schimmen' (1978) in het sci-fi blad Essef van Raymond Donkersloot. Tussen 1986 en 1987 schreef en tekende hij een nieuwe strip, 'Joker', voor kinderblad Ezelsoor.
Erkenning
Piet Wijn was al bij leven een gevierd tekenaar. In 1984 ontving hij de Stripschapsprijs, de meest prestigieuze stripprijs in Nederland.
Laatste jaren en gezondheidsproblemen
Helaas bracht hij de laatste decennia van zijn leven in slechte gezondheid door. Eind 1986 kreeg Wijn een beroerte, waardoor hij deels verlamd raakte en niet langer met zijn rechterhand kon tekenen. 'Joker' werd noodgedwongen door Jan Wesseling overgenomen en kort daarna beëindigd. Rond dezelfde tijd stopte hij ook met de 'Panda' dagstrip en gaf het potlood door aan Jaap Lamberton en Frits Godhelp. In plaats van een nieuw 'Douwe Dabbert'-verhaal, publiceerde Donald Duck 'De Strijd om 's-Hertogenbosch' (1987), dat zich tijdens de Tachtigjarige Oorlog afspeelt, met het personage Johanna in de hoofdrol. Het door Paul Deckers geschreven verhaal was jaren daarvoor voor Tina gemaakt, maar nooit gebruikt. Het werd in 1996 door de Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch in boekvorm uitgebracht.
Wijn weigerde echter op te geven en leerde zichzelf aan om met zijn linkerhand tekenen. Deze indrukwekkende blijk van doorzettingsvermogen betekende dat 'Douwe Dabbert' zijn succesvolle avonturen kon voortzetten. Wijn kreeg aanvankelijk assistentie van Lucas Abedy voor het inktwerk, maar langzaam maar zeker kon ook hij deze taak hervatten. Een tweede beroerte dwong hem eind jaren 1990 echter volledig met tekenen te stoppen. Het laatste 'Douwe Dabbert'-verhaal werd door Dick Matena afgewerkt en in 2001 in Donald Duck gepubliceerd. Alle 'Douwe Dabbert'-verhalen werden tussen 1977 en 2001 in 23 albums uitgegeven door Oberon en Big Balloon. Toen 'Douwe Dabbert' definitief uit Donald Duck verdween, herdrukte het blad tussen 2001 en 2002 drie van Wijns 'Joker'-verhalen uit de jaren 1980.
'De Avonturen van Joker' (Donald Duck 47, 2001)
Dood en nalatenschap
Piet Wijn overleed op 6 oktober 2010 te Leidschendam, maar zijn werk leeft verder in de verschillende heruitgaven. The Keij-Position heeft veel van Piet Wijns werk voor Tina herdrukt. Boumaar verzamelde in 2009 en 2010 op zijn beurt 'Annemoon' en 'Joker' in luxe uitgaven. Sinds 2010 produceert Barabas 'Douwe Dabbert'-boeken op groot formaat, terwijl Don Lawrence Collection de reguliere albumreeks herdrukt. Straten die naar 'Aram' en 'Douwe Dabbert' vernoemd zijn maken deel uit van de Stripheldenbuurt in Almere. Hoewel de naam al in 2003 door Lambieks Kees Kousemaker werd aangedragen, bleef de Douwe Dabbertstraat jarenlang slechts een naam op een kaart. Het was het laatste deel van de buurt dat gebouwd werd - de straatnaamborden werden pas in 2016 geplaatst.
Lambiek is Piet Wijn eeuwig dankbaar voor het illustreren van de letter "D" in onze stripencyclopedie 'Wordt Vervolgd - Stripleksikon der Lage Landen', uitgegeven in 1979.
Engelse biografie in de Comiclopedia
(Tekst door Bas Schuddeboom en Kjell Knudde, met dank aan Mat Wijn, Bert Meppelink & Thom Roep)