Stripgeschiedenis
Herinneringen Siem Praamsma
De Toonder-Geesink Studio's tijdens de Tweede Wereldoorlog
Voor degenen die in 1942 in de Toonder-Geesink Studios werkzaam waren, was de atmosfeer binnen de vier muren van het oude pand op een van de Burgwallen te vergelijken met een rustig eiland in een daarbuiten woedende, woelige wereld. "Daarbuiten" betekende dat er in ons fijne Amsterdam bazige vreemdelingen rond liepen in een variëteit van uniformen: grijs, groen, bruin, zwart, en die een constant oncomfortabel gevoel in de maagstreek veroorzaakten - een mengsel van angst, haat, frustratie, machteloosheid en verontwaardiging, dat je moet meegemaakt hebben om volkomen te begrijpen. Je kunt er over lezen, je kunt ernstig proberen je in dat gevoel in te leven, maar het echte "lood in de maag" komt niet tweedehands.
De tekenfilmwereld is er een van make-believe. Hier worden, op papier, tekeningen door animators een soort leven ingeblazen, een leven waar zij een zekere mate van controle op kunnen uitoefenen. Hierdoor kan de paradox ontstaan dat de make-believe-wereld op hun papier een grotere realiteit gaat innemen dan de "echte" wereld buiten. Buiten speelde zich een realiteit af, die eveneens op een dromerige fantasie gebaseerd was - de hersenschim van Das Dritte Reich, dat de straten van ons land onveilig maakte, en dat maar even 1000 jaar moest gaan duren.
Alleen het geweld was echt.
Tekenfilm mensen zijn doorgaans prettig om mee om te gaan en samen te werken. Het zijn haast zonder uitzondering acteurs/actrices-in-den-dop, met een easy-going dispositie en gewaar van het feit dat het tekenfilmbeest verlangt dat akties overdreven voorgesteld worden. Dit vereist het bezitten van een wat kinderlijke geest en een gevoel voor het bizarre.
Aan dit soort talent ontbrak het de Toonderstudios niet. Cees van de Weert, Hans Kresse, Wim Lensen, Henk Kabos, Jan Dirk van Exter, Henk Sprenger, Carol Voges, Wim Boost, Geertie Knoef, Frans van Lamsweerde, Henkie (later Henri) Albers, Albert(je) van Beek zijn namen die geen verdere uitleg nodig hebben. Goede wijn behoeft geen krans.
Voordat Marten Toonder deze precaire onderneming in het leven riep bestond er geen tekenfilm industrie in Nederland. Het gevolg was dat zeer weinigen van ons bekend waren met het klappen van de zweep, of het naadje van de kous, waardoor vrijwel alles wat we deden op dit gebied nog empirisch uitgevonden moest worden, want stiekem even bij Disney een kijkje nemen was er in 1942 natuurlijk niet bij. Dit was pure, onvervalste baanbrekerij.
Het leek soms wel alsof de Toonder-Geesink Studios, waar naar schatting een kleine honderd mensen met potlood en penseel de tijd doorbrachten met het produceren van een of meer tekenfilms, inderdaad opgezet was met het doel tijd zoet te brengen, want naar mijn weten is er nooit ook maar een volledig product aan de opdrachtgevers, met wiens geld ons salaris uiteindelijk betaald werd, afgeleverd. Ik hoop vurig dat het, zoals het gerucht ging, inderdaad een tak van het Duitse Ministerie van Propaganda is geweest dat bij de neus genomen werd.
Cees van de Weert (Sees, niet Kees), een prima tekenaar, die de leiding had van de tekenkamer, was belast met de training van ons aspirant-animators, en ontsloot voor ons de geheimen van sleuteltekeningen en tussentekeningen. Dit deed hij met veel geduld en begrip voor onze onbekendheid met de procedures, waar hij misschien zelf ook nog niet eens helemaal zeker van was.
De camera-afdeling werd behandeld door Nico van Baarle, die dit werk moest doen met primitieve horizontale exposure-sheets, (papieren waarop de opnamegegevens genoteerd staan) en een haast onbegrijpelijk cel-identificatie systeem. Het is mogelijk dat hij dit zelf had moeten bedenken - het leek alsof hij de enige in de studio was die hier kop en staart uit maken kon.
Johnny van der Meulen, die de leiding had van de inkt-en-indek-afdeling, had te kampen met een schaarste van "cels" (celluloid sheets waarop de tekening overgetrokken wordt en "ingekleurd", (toen natuurlijk nog in zwart-wit, en grijzen van licht tot donker). Cels waren vanwege de oorlogstoestand practisch niet te verkrijgen.
Omdat er bij het inkten en inkleuren met plakaatverf gewerkt werd was het mogelijk om sommige cels, nadat ze onder de camera geweest waren, van hun tekening te ontdoen door ze te "wassen" en te drogen, en misschien zelfs wel te strijken, waardoor ze voor een tweede en wie weet voor een derde keer gebruikt konden worden. Het zal de kwaliteit niet ten goede gekomen zijn.
Henk Sprenger, met zijn acteurstalent en zijn noodzakelijk gevoel voor het bizarre, vergastte ons op een dag, toen de hele studio getracteerd werd op een dagje uit, op een hilarische voorstelling van de toekomst van de Toonder Studios in 1952 of daaromtrent. In zijn voordracht schetste hij een complex torenhoge gebouwen, waarin honderden animators, in dag- en nachtploegen, de ene hoofdfilm na de andere voortbrachten, eindigend door met een zwierig toergids-handgebaar aan te kondigen: "En in dit drie-verdiepingen gebouw vinden wij de celswasserijen en -drogerijen." Marten Toonder was duidelijk geamuseerd.
Marten Toonder zelf was de man waar iedereen de grootste bewondering en respect voor had. Hij was tenslotte de auteur van de immens populaire Tom Poes strip, en pionier van de Nederlandse Tekenfilm Industrie, en stond daardoor volgens ons op een magisch voetstuk. Nederland's eigen Walt Disney. Wij zagen hem nu en dan Tom Poes strips in potloodvorm overhandigen aan Wim Lensen, die het inkten van de strip waarnam. Natuurlijk moesten we dan later even over Wim's schouder kijken als hij zijn kunsten op niet minder dan weergaloze wijze bedreef.
Nederland is helaas, en jammer genoeg, te klein voor het bezitten van een rendabele tekenfilm industrie. Als je je realiseert dat er 24 beeldjes in een seconde film gaan (86.400 voor een uur film!), waarvoor er minstens 12 tekeningen per bewegend figuurtje gemaakt moeten worden, en gecopiëerd, ingekleurd, gefotografeerd, plus in aanmerking neemt dat er dan al aardig wat werk aan vooraf gegaan is, zoals ontwerpen, schetsen, achtergronden schilderen, kwaliteit-controle en wat nog meer, is het duidelijk dat dit een uiterst arbeids-intensieve onderneming is.
Haast alle hierboven genoemde tekenaars hebben zich later geconcentreerd op het tekenen van strips voor dagbladen en tijdschriften. Vrijwel alle na-oorlogse kranten wilden een originele, in Nederland door Nederlanders geproduceerde strip plaatsen, naar het succesvolle voorbeeld van de Meester. Maar, hoewel er uiteraard overeenkomst bestaat tussen het tekenen van strips en het tekenen voor tekenfilm, is er ook een enorm verschil. Zoals Jan Kruis eens tegen me zei: "Strips tekenen, als je dat thuis doet, is waarschijnlijk het eenzaamste beroep ter wereld."
Er is geen substituut voor het gevoel van kameraderie dat ontstaat door het in concert werken aan een gemeenschappelijk doel. De Toonder Studios verschaften ons dit gevoel in de veertiger jaren. Het zal door de deelnemers niet licht vergeten zijn.
Siem Praamsma, Lake Elsinore, California, januari 2003