Stripgeschiedenis
Herinneringen Albert van Beek
Herinneringen aan de Toonder Studio's
"Het enige wat ik wilde was tekenen", benadrukt Van Beek. "Ik zocht naar allerlei mogelijkheden om dat te kunnen doen. In 1942 zag ik een advertentie in de krant staan: 'Marten Toonder zoekt leerlingen'. Ik nam gelijk contact op. Ik moest in de Vijzelstraat zijn. Daar woonde Joop Geesink, in een appartement boven een Chinees. Toonder zat pijprokend in een hoek en zei (zet lage stem op): 'Laat me even naar je tekeningen kijken, jongen. Mmm, mooi hoor. Kun je maandag beginnen? f3 in de week."
Van Beek vormde samen met zijn maatje Henk Albers én Joop Koopmans in de oorlogsjaren de loopjongens van de Geesink-Toonder productiestudio. Naast het tekenen van Bommel-figuren mocht hij meewerken aan animatiefilms, zoals Das Musikalische Auto voor de UFA. "Het was een fantastische tijd. Ik had wel zestig leermeesters. Henk Kabos en Cees van de Weert bij voorbeeld leerden mij aquarelleren, en de baron, Frans van Lamsweerde, gaf mij les in achtergrondtechnieken. Van Hans Kresse kreeg ik naturalistische tips over de werking van spieren in een lichaam en hoe je spierkracht kunt afbeelden. En John van der Meulen wist altijd illegale opnames te regelen van allerlei animatiefilms, zoals Pinokkio van Disney.
Henk Albers (links) en Albert van Beek als judoka's
Maar de ongedurige Albers en Van Beek wilden ook zelf aan de slag. Zo kregen ze van Gé Koning, eigenaar van de judoschool waar beiden lessen volgden voor een kwartje in de week, de opdracht voor een reclamefilm. Volgens Van Beek drukte zijn vriend vervolgens bij de studio een tasje met cells achterover waarvan hij een deel doorverkocht aan een onderduiker die er hoesjes voor persoonsbewijzen van maakte. Studiomedewerker Jan Dirk van Exter betrapte Albers echter bij een nieuwe poging cells te stelen en de jongeling werd van de Toonder Studio's verwijderd.
In een aantal publicaties staat vermeld dat ook Van Beek bij de diefstal betrokken was. Volgens Van Beek was dat niet zo en moest hij in eerste instantie ook weg, omdat hij een maatje was van Albers. Na bemiddeling van studiomedewerker Cees van de Weert kon hij terugkomen. Vooral ook omdat Van de Weert aan Toonder zelf had verteld dat het tweetal bezig was met een tekenfilm. "Dat vond Toonder reuze interessant en we mochten wat laten zien in de filmzaal van de studio. Henkie had bij het productiehuis McClean een filmrol losgepeuterd, waarmee we al een aantal opnames hadden gemaakt van een paar mannetjes op een judomat. Iedereen was onder de indruk, maar we zijn uiteindelijk nooit verder gekomen dan negentien seconden."
Aan het eind van de oorlog vertrok Van Beek bij Toonder. In de Hongerwinter was er niets te doen. Na de bevrijding is hij nog een tijdje als freelancer verbonden geweest aan de Studio's en hielp mee aan weekstrips. Kappie bijvoorbeeld, daar maakte Van Beek schetsen en potloodtekeningen voor. En hij mocht Baron Bluf maken voor Avrobode. "Dat betaalde niet veel voor het vele werk: f25 per week." De matige betaling vormde een reden om over te stappen naar de studio van Joop Geesink in de Beursstraat, die zich op de poppenanimatie had gestort.
Jonge mensen
Bij de Geesink-Toonder Studio's werkten veel jonge mensen, weet Albert van Beek nog. Sommigen waren er een blauwe maandag actief, vooral bij het inkten (onder tekenaars niet populair, want dat hield het tekenwerk op) en inkleuren (vaak jonge meiden) was het een komen en gaan van tijdelijke medewerkers. "Zelf de cartoonist Fritz Behrendt beweerde dat hij in die tijd voor de studio's had gewerkt, maar ik heb hem daar nooit gezien."
Wel herinnert hij zich nog goed een jonge inkleurster, een jaar of 22, half-Chinees, die in de Tweede Wereldoorlog bij hem in de Zijlstraat woonde. "Ik mocht altijd het eten uit de gaarkeuken naar haar toe brengen. Dan kreeg ik altijd een kus van haar, en een rode kop! Ik mocht ook als ze er niet was naar muziek luisteren. Zij had al grammofoonplaten. Jazzmuziek, mooi! Ella Fitzgerald, en haar bewerking van het kinderliedje A-Tisket, A-Tasket was mijn favoriet.
Ook buiten kantoortijden ontmoetten de medewerkers elkaar vaak. Ze gingen bijvoorbeeld naar het zwembad op de Heiligeweg. "Dat bestaat niet meer. Maar daar kwam ik ook Henk Sprenger tegen, en Henk Zwart." Een aantal medewerkers sloot zich later aan bij de studio van Piet van Elk. Van Beek noemt Henk Sprokkreef, inkter en letteraar, maar ook Frits van Bemmel en de jong overleden Frits Spoel. "Siem Praamsma speelde aardig trompet in een jazz-bandje in een kroeg aan de Nieuwendijk. Henk Albers, Willy Kuyper, Frits Spoel en ik gingen daar vaak naar toe." Ineens schiet 'm ook te binnen dat er bij de studio van Piet van Elk ook een jonge griet rondliep. "Die hebben we een keer samen met Henk Albers een half uur in een kast gestopt. We haalden streken uit, hoor!"
Over Marten Toonder
Met Marten Toonder, een in zijn ogen afstandelijke man, had Albert van Beek niet veel contact. Als Van Beek een dag op de studio was, kwam Toonder soms langs. "Dan zat-ie even bij je en zei (zet zware stem op): 'Jongen, mooi gemaakt. Geef me dat potlood even.' En dan begon die te stuffen en in je tekeningen te sodemieteren. Daar had ik altijd vreselijk de pest aan. Want ik was natuurlijk geen leerling meer. Dat deed Toonder bij meerdere studiomedewerkers. Daar had iedereen moeite mee."
Toonders zelf opgebouwde status als verzetsheld neemt Van Beek met een korreltje zout. "Ik heb er weinig van gemerkt. Ik heb hem nooit iets met een pistool zien doen, behalve in zijn strips. En wij wisten als broekies alles in die tijd, hoor. We liepen in de studio's bij wijze van spreken de hele dag van boven naar beneden en praatten met iedereen."
(stuk uit 'Albert van Beek: Alleskunner met potlood en kwast' van Arco van Os en Rik Sanders, in Stripschrift #409, augustus 2010)