Stripgeschiedenis
Pep
Pep covers uit de beginjaren
Lijkt aan het eind van de jaren vijftig de grootste belangstelling voor het beeldverhaal voorbij, in Frankrijk heeft aan het eind van 1959 een bijzondere gebeurtenis plaats gevonden. Het blad Pilote, een samenwerking van tekenaars en schrijvers als René Goscinny, Jean-Michel Charlier en Albert Uderzo, zag het licht. Met name dankzij hun succesreeks 'Astérix' sloeg het magazine in als een bom en werd vanaf 1960 door Dargaud uitgegeven. De onoverwinnelijke Galliër groeide spoedig uit tot een nationaal fenomeen dat ook onverwacht wereldwijd miljoenen fans aantrok.
Door dit succes aangetrokken is het begrijpelijk dat ook de Geïllustreerde Pers in Nederland mogelijkheden zag voor een nieuw stripblad, genaamd Pep. Op 6 oktober 1962 verscheen het eerste nummer. Pep was bedoeld voor lezers die Donald Duck ontgroeid waren, maar toch strips wilden blijven lezen. Het blad werd oorspronkelijk gevuld met figuren uit de Disney studio's en het blad Kuifje. Op de cover van het allereerste nummer schudden Mickey Mouse en Kuifje elkaar dan ook gebroederlijk de hand.
Uit de Lombard-stal werden strips overgenomen die voorheen al populair waren gebleken in het weekblad Kuifje, zoals natuurlijk Hergé's gelijknamige strip zelf, maar ook 'Ton en Tineke' door Dino Attanasio, 'Dan Cooper' door Albert Weinberg, 'Clifton' door Raymond Macherot, 'Michel Vaillant' door Jean Graton en 'Hoempa Pa' door René Goscinny en Albert Uderzo. Voor de Disneyfans plaatste het blad lange 'Mickey Mouse' verhalen van Paul Murry en de realistische strips 'Spin en Marty' en 'Zorro', die laatste twee gebaseerd op Disney televisieseries. De slungelige held en zijn hond Stef van Tenas en André-Paul Duchateau stond vanaf nummer 2 wekelijks in het blad, en sierde tot 1964 bijna alle covers.
Pep covers door Dick Matena, Martin Lodewijk en Henk Kuijpers
Ondanks een enorme promotiecampagne (onder andere in Margriet werden gratis proefnummers meegeniet) bleek het blad na twee jaar nog steeds geen succes. De oplage was eind 1963 120.000 exemplaren, terwijl die van concurrent Sjors van De Spaarnestad 200.000 bedroeg. Dus werd het roer omgegooid. De figuur 'Pep' wilde als mascotte niet beklijven en moest in nummer 39 van 1964 het veld ruimen. Ook Kuifje en Mickey werden niet alleen uit het logo, maar ook uit het blad afgevoerd. Vastbesloten om de strijd met Sjors aan te gaan, ging de top van de Geïllustreerde Pers ertoe over de redactie uit te breiden: Peter Middeldorp werd in 1964 aangesteld als algemeen hoofdredacteur jeugdbladen.
Wellington Wish van Fred Julsing, 1973
Middeldorp, die eerder werkzaam was bij Robbedoes, ging ertoe over nieuwe strips binnen te halen. Bij Dargaud kocht hij de publicatierechten van 'Lucky Luke' door Morris en Goscinny, 'Roodbaard' door Charlier en Hubinon, 'Ravian' door Jean-Claude Mézières en Pierre Christin, 'Olivier Blunder' door Michel Greg en 'Asterix' van Uderzo en Goscinny, maar hij introduceerde ook werk van Nederlandse tekenaars. De eerste was Hans G. Kresse, die behalve covers en illustraties ook nieuwe verhalen van 'Zorro' voor zijn rekening nam. In 1965 begon hij zijn eigen reeks, 'Vidocq', een jaar later gevolgd door 'Erwin, de zoon van Eric de Noorman'. Illustratoren als Jan Wesseling en Thijs Postma leverden vanaf dit moment ook covers.
De Pep-redactie 1969, getekend door Willy Lohmann, in de rubriek Peppost. Van links naar rechts: Myrian Gianotten, opperhoofd Hetty Hagebeuk, Jan van Gelderen en Karel Kersten.
Maar ook andere tekenaars werden binnengehaald, zoals Martin Lodewijk (met 'Agent 327', 1966), Thé Tjong-Khing (met een stripbewerking van 'Arendsoog', 1967) en Dick Matena ('Ridder Roodhart' en 'De Argonautjes', 1968). Later maakten ook Willy Lohmann ('Engelbert', 1970-1973, en 'Kraaienhove', 1962-1975), Gerrit Stapel ('Athi', 1967-1968), Fred Julsing ('De Broertjes Samovarof', 1974-1975), Daan Jippes ('Bernard Voorzichtig', 1972), Johnn Bakker ('Dan Teal', 1970-1971, en 'Blook', 1969-1974), Peter de Smet ('Anna Tommy', 1972) en Gideon Brugman ('Ambrosius', 1970-1975) hun opwachting.
Joris PK, door Peter de Smet (Pep nr 22, 1974)
Uit Kuifje werden nog overgenomen 'Luc Orient' van Eddy Paape en Duchateau en 'Bernard Prince' van Herman en Greg, de laatste onder de naam 'Rob Palland' om associatie met de Nederlandse prins-gemaal te voorkomen. Nederlandse tekenaars als Daan Jippes maakten covers met buitenlandse figuren als 'Asterix', terwijl Henk Albers zelfs korte verhalen met 'Lucky Luke' ging maken. De formule van Middeldorp leek te werken. In 1968 was de oplage bijna verdubbeld, met 200.000 exemplaren.
Pep covers door Peter de Smet, Daan Jippes en Willy Lohmann
Peter Middeldorp is ook de man die ervoor zorgde dat de Geïllustreerde Pers stripalbums ging uitgeven. De wat conservatieve top wilde er eerst niet aan, maar nadat hij op eigen initiatief een contract had gesloten voor het uitbrengen van Nederlandstalige Asterix en Lucky Luke-albums, bleek dat juist deze verkoop voor veel winst zorgde. Pep was doelbewust gericht op een brede groep lezers. Het bracht een goede afwisseling van humor en spanning, en plaatste bovendien een aantal tekstrubrieken. Deze waren bij de jeugdige lezers minder populair, maar waren vooral bedoeld om de opvoeders, die tenslotte degenen waren die bepaalden of het blad in huis kwam of niet, gunstig te stemmen.
Blook door Johnn Bakker op tekst van Lo Hartog van Banda en later Dick Matena.
Hetty Hagebeuk, die in 1968 de fakkel overnam van Middeldorp, ging aanvankelijk verder op de door Middeldorp ingeslagen weg. Onder haar hoofdredacteurschap werd steeds meer Nederlands werk gepubliceerd, met als paradepaardjes Dick Matena, Daan Jippes en Fred Julsing. Het merendeel van de scenario's kwam van Lo Hartog van Banda, die net als veel tekenaars bij de Toonder Studio's vandaan kwam. Als aanvulling werd niemand minder dan Yvan Delporte binnengehaald. Deze oud-hoofdredacteur van Spirou/Robbedoes schreef vervolgens speciaal voor Pep verhalen voor Peter van Straaten en Peter de Smet, maar ook voor buitenlandse tekenaars als Dino Attanasio en Claire Bretécher.
Ook werden Franse pockets van Pilote en Kuifje uitgebracht als PEP-Parades. In de Pep-Stripotheek werden de Nederlandse tekenaars ook nog eens buiten het blad gepromoot. De grotere Nederlandse productie zorgde natuurlijk wel voor hogere kosten en toen met de oprichting van Oberon de opbrengsten van de stripalbums afvloeiden naar de aparte divisie Amsterdam Boek, leek het tij te keren. Desondanks werden in de Oberon-burelen regelmatig feesten gegeven waarover tot op de dag van vandaag de meest wilde verhalen de ronde doen.
In 1972 werd Hagebeuk opgevolgd door Frans Buissink (links), die samen met zijn redacteuren Jan de Rooij en Jan van Erp nog enkele verwoede pogingen doet om de dalende oplage tegen te gaan. Toen in 1974 aan Pep weinig meer werd verdiend, moest flink bezuinigd worden. Het aantal pagina's ging van 48 terug naar 32 en om dit een beetje goed te maken, werd in zwart-wit een bijlage van 20 à 24 pagina's meegeniet onder de naam Peptoe. In deze bijlage verschenen complete verhalen van licentiestrips als 'Comanche' (Hermann en Greg), 'Blueberry' (Giraud en Charlier) en 'The Spirit' (Will Eisner) en 'Ton en Tineke' (Attanasio).
Redactie Pep in 1973, door Willy Lohmann. Vanaf linksboven, tegen de klok in: een schoonmaakster, Jan de Rooij, Cees de Groot, Frits van der Heide, een tekenaar, Jan van Erp, Maarten Boom (op poster), Anneke van Wissen, een secretaresse en Frans Buissink (staand)
Omdat het met Sjors ook niet goed ging, werd met de gedachte gespeeld om de twee bladen samen te voegen, in de hoop dat de lezersschare van beide bladen bij elkaar kon worden opgeteld. Eind 1974 werd een proefnummer genaamd SJOOK samengesteld, met 'De Generaal' van Peter de Smet op de cover. In week 40 van 1975 (3 oktober) vond de fusie zijn uiteindelijke vorm in Eppo, onder leiding van Frits van der Heide. Dit blad is genoemd naar het figuurtje 'Eppo' van Uco Egmond, dat vanaf 1974 in Pep had gestaan.
Externe link:
Informatieve site over Pep