Stripgeschiedenis
1990-2000 Tijdschriften en smallpress
'Little Andy Royd' van Erik Kriek.
Terwijl grote stripbladen in de jaren '90 hun levensvathaarheid zagen afnemen, ontstond er een bloeiende subcultuur van allerhande amateurstriptijdschriften. De zogeheten small-press cultuur bestond uit aspirant-striptekenaars, die veelal op eigen kosten en in zeer kleine oplages, hun stripverhalen drukken (lees: eigenhandig kopiëren) en op de markt brengen. Deze kleine maar ambitieuze uithoek van de Nederlandse strip kende veel aanstromend talent. Behalve in de zelfgepubliceerde boekjes wordt hun werk gedrukt in een aantal stripbladen dat speciaal voor deze groep semi-amateurs bedoeld is.
De Stripper 1999 (cover Michiel van de Vijver) en De Stripper 2000.
In iedere stad met een kunstacademie ontstonden amateurbladen, die over het algemeen alleen maar plaatselijk werden verspreid, maar soms ook landelijk in een beperkt aantal stripwinkels te krijgen waren. De Stripper, opgericht door Sven van der Hart, was hét blad voor de amateur-striptekenaar. Iedereen die zijn strip aan een breder publiek wil presenteren, kan zijn werk hierin kwijt. Makers Rob Derks en René Leisink voorzien de inzendingen van een portie scherpe kritiek, zodat het blad niet alleen als podium, maar ook als leerschool fungeert. Enkele van de Stripper-prominenten kregen later een plaatsje in de wisselstrip van de Metro-krant, en werken nu voor grotere bladen middels hun Studio Noodweer in Nijmegen.
Ook de Arnhemse illustratiestudio Funny Farm laat vanaf 1990 van zich horen met het onregelmatig verschijnende blad Razzafrazz. In de 4 nummers die tussen 1992 en 1994 staat werk van tekenaars als Kees de Boer, Jeroen Steehouwer, Floris Oudshoorn, Frans Leenheer, Mau Heymans, Jaap Stavenuiter en Ben Jansen.
Zone 5300, covers door Erik Kriek, Benno Vranken en Jean-Marc van Tol.
Het in Rotterdam gebaseerde blad Zone 5300, in 1994 opgericht door Robert van der Kroft en Tonio van Vugt, neemt de semi-professionele Nederlandse strip pas echt serieus: in kleur (sinds 1999), in groot formaat en op dik papier gedrukt, presenteert dit tweemaandelijkse tijdschrift het neusje van de zalm van de nationale en internationale alternatieve strips...
Zone 5300 combineert strips met geestverwante zaken als muziek, film, video, B- en C-cultuur. Inmiddels zijn vaste strips als 'Gutsman' (Erik Kriek, 1994), 'Maaike's Dagboekje' (Maaike Hartjes), 'Eefje Wentelteefje' (Jeroen de Leijer, 1988) en 'Fokke & Sukke' (Reid, Geleijnse en Van Tol, 1993) ook bij een groter publiek bekend. Tot dan toe onbekende buitenlandse tekenaars als Jim Woodring, Maria Björklund, Olle Berg en Stéphane Blanquet beleefden hun Nederlandse debuut in Zone 5300, terwijl ook gevestigde Nederlandse auteurs als Dick Matena, Lian Ong en Peter Pontiac nieuw werk in Zone 5300 hebben gepubliceerd.
'Spekkie Big', 2000, door Marc van der Holst.
'Spekkie Big' van Marc van der Holst verschijnt, behalve in Zone 5300, in piepkleine boekjes (bovenstaande strook is een vergroting) - met een vergrootglas te vinden bij de betere stripboekenwinkel.
Incognito 1993, cover Marcel de Jong; Incognito 1999, cover van Willem Verburg.
Een ander small press stripblad dat van belang is geweest voor vele tekenaars is Incognito uit Zaanstad/Amsterdam, opgericht door Robin Schouten. Het liep van juni 1993 tot en met oktober 1999, en publiceerde werk van onder andere Mark Hendriks, Ben Westervoorde, Reid, Geleijnse & van Tol en Michiel de Jong.
Impuls #12 en #14 (1996).
Vanuit Groningen kwam het amateurblad Impuls. Tekenaars hiervoor waren Michiel van de Pol, Reinder Dijkhuis, Menno Kooistra, Robbert Damen, Daniel Østvold, Thomas Langedijk, Victor Zilverberg, René Bressers en Roy Spraakman. Een aantal van deze tekenaars zullen in de volgende jaren professioneel doorbreken.
'Haagse Harry', door Marnix Rueb.
In korte tijd is 'Haagse Harry' (1991) van Marnix Rueb uitgegroeid tot de bekendste persoonlijkheid van de Residentie. Harry is een poëtisch proleet, die ondubbelzinnig mijmert terwijl hij het slagveld van de Haagse samenleving om zich heen gadeslaat. De fonetische weergave van het Haagse dialect werd een rage door het hele land.
Covers van Barbara Stok, Maaike Hartjes en Gerrie Hondius.
Een apart genre binnen de small press lijken wel de 'vrouwenstrips' te zijn geworden. Deze autobiografische strips door jonge vrouwen winnen aan populariteit: Barbara Stok en Gerrie Hondius werden reeds uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar; Maaike Hartjes hield haar piepkleine dagboekje bij in de Viva.
Erik Kriek is de geestelijke vader en tevens rivaal van Gutsman. Deze superheld leeft samen met de begeerlijke Tigra, op wie ook Kriek, die veelvuldig in zijn eigen strip voorkomt, een oogje heeft. Kriek is sterk beïnvloed door de Amerikaanse superhelden comics, en weet daar in zijn eigen, in voortreffelijke stijl uitgevoerde strips, een originele parodistische draai aan te geven. Het knappe van Gutsman is dat de strip geheel tekstloos en toch uitermate sprekend is.
Mark Hendriks tekent de verhalen van de Japanse porno-actrice Tomoyo, waar hij al vele prijzen voor heeft ontvangen
Filo, rechts de maker, Fred de Heij.
Fred de Heij is de man achter 'Filo' (1997-1999), een bizarre, erotische, soms gewelddadige strip rond een macabere clown.
De Heij is sinds zijn afstuderen aan de Rietveld academie in 1983 fulltime illustrator. Vanaf 1990 publiceert hij diverse strips in o.a. Tina, Taptoe, Penthouse Comix en was jarenlang een van de vaste tekenaars van Incognito. Van 'Filo' heeft hij in eigen beheer acht delen uitgegeven.